Hoofdstuk drie - YWBL

Zondag avond.
Eigenlijk was dit weekend helemaal niet zo erg. Ik ben veel buiten geweest, er was prachtig weer. Cody heeft me zijn nummer gegeven, en ik moest hem zweren dat ik hem niet weg zou geven, zelfs niet aan mijn beste vriendin. Maar dat wordt sowieso geen probleem want mijn vrienden gaan ook niet echt met de tijd mee en tenslotte staat ie gewoon als 'Cody' in mijn contactenlijst. Er zijn zoveel Cody's op deze planeet. Ik voel de draagband [Ik weet er geen andere benaming voor] van mijn weekend tas op mijn schouder branden. Ik stap de trein in en zoek een plek. Ik laat me op een stoel zakken en wacht tot de trein vertrekt. Ongeveer een halfuur later stopt de trein op mijn eindbestemming. Ik stap uit en loop het station af. Ik moet nog een halve kilometer lopen en dan ben ik thuis. Ik pak mijn mobiel en tweet; -Bijna thuis.- Ik zet een ander liedje op. Ik zing de zinnen mee, heel zachtjes. Ik open de deur van het huis en laat mijn tas op de grond vallen. Ik trek mijn schoenen uit, zet mijn muziek af en loop naar de woonkamer. 'Ik ben thuis.' Mijn moeder kijkt op van de TV en glimlacht. 'Was het leuk?' vraagt ze en zet het geluid van de tv af. Ik haal mijn schouders op en pak een glas water. Ik neem een slokje en ga naast haar op de bank zitten. 'Papa wilt alleen maar stomme spelletjes spelen.. dus ik ben bijna de hele tijd in de stad geweest. Dat was wel leuk.' Ik krijg meteen weer een glimlach op mijn gezicht. Eigenlijk wil ik nu meteen terug naar LA. Ze vraagt er verder niks meer over en zet het geluid weer aan. We kijken een herhaling The Voice.

Om half zeven hoor ik een vaag gepiep. Ik weet niet of het in mijn droom voorkomt, of het een teken is. Een teken dat ik wakker moet worden. Mijn lichaam moet verplaatsen om op tijd te komen voor school. Ik zucht diep, sla op mijn wekker en ga recht op zitten. Misschien had ik niet zo lang moeten opblijven. Eigen schuld. Ik wrijf in mijn ogen en sta op. Ik loop naar de douche en zet hem aan. Ik kleed me uit, gooi alles in de wasmand en ga onder een lauw-warme douche staan. Ik was mijn haar en mijn lijf. Ik haal de laatste zeepresten van mijn lijf en draai de kraan dicht. Ik pak een handdoek, stap uit de cabine en droog me af. Ik sprint naar mijn kamer, ga voor mijn kast staan. Ik pak een lichtblauwe spijkerbroek, wit hemd, ondergoed, een paar sokken en een paars T-shirt eruit. Ik droog mijn haren en kam het. Ik haal er een hand doorheen en werp een blik in de spiegel. Ik doe mijn paars-grijze Jordans aan en loop naar beneden. Ik pak een boterham, smeer hem met kaas en jam en eet hem op. Ik drink een glas water en werp, onder het drinken, een blik op de klok. Ik zie dat het vijf over negen is. Ik zet mijn glas in de vaatwasser. Ik loop naar de gang, pak mijn schooltas van de grond en trek een vest aan. 'Ik ga!' roep ik en loop naar buiten. Ik pak mijn fiets en fiets naar school.