Opdracht 3
Liedjes
Hieronder staat een lijst aan nummers, je kiest er twee van. Wij sturen je de quotes die bij deze nummers horen toe, en je kiest er één van. Daar maak je een verhaal bij.

Mijn line is;
14. If today was your last day and tomorrow was too late – Nickelback (if today was your last day)
Het liedje zelf c:

Morgen is te laat

Een bal wordt mijn richting op gegooid die mijn aandacht trekt, ik kijk op en zie daar Daniël staan. Ik glimlach en de bal, die rood is, rolt aan me voorbij. Hij, Daniël, komt op zijn gemak aangelopen, zoals altijd, en fluit een wijsje. De bal wordt al gelijk weer vergeten door ons beiden en ik kijk Daniël aan. 'Een rode bal, is dat een goed teken?' vraag ik dan aan hem, met hem weet je het maar nooit. Hij lacht en het klinkt als vrolijke kinderen die blij zijn met snoepjes. Misschien dat Daniël ook wel zo blij is. 'Misschien wel, misschien niet,' zegt hij met zijn gebruikelijke, charmante glimlach. Typisch voor hem om zo'n antwoord te geven. 'Weet je wat, laat maar zitten,' is mijn simpele, korte antwoord. Ik ga weer zitten in één van de twee ligstoelen die buiten staan bij mij thuis in de tuin. De stoel naast me is niet bezet, ik heb geen broertjes of zusjes, niet meer, en mijn ouders zijn boodschappen doen. Daniël loopt eerst langs me heen om de vergeten bal op te pakken en gaat dan in de stoel naast me liggen, de rode bal laat hij van zijn linkerhand naar zijn rechterhand gaan en weer terug. 'Als je de kleur rood met iets zou associëren, met wat zou het dan zijn?' vraagt hij aan me. Ik kijk voor me uit en mijn handen zijn ineen gevouwen, terwijl ik nadenk over zijn vraag. ‘Dan zou dat of met iets positiefs of iets negatiefs zijn. Positief, de liefde en passie, negatief de dood en bloed.’ Mijn hoofd draai ik opzij om Daniël aan te kijken. Hij maakt een geluidje wat op een instemming klinkt, maar bij Daniël weet je ook dit maar nooit. ‘Ik denk dat de rode bal een goed teken is,’ zegt Daniël dan, terugkomend op wat ik daarstraks vroeg. ‘‘Kom mee, sta op,' zegt hij vanuit het niets tegen me. Gelijk staat hij op bij zijn woorden en trekt me overeind. Ik sta hier in een pyjama. 'Danië-' begin ik, maar hij onderbreekt me, 'Nee. Niet er tegenin gaan. Vertrouw me nou maar oké?'. Kan ik hier überhaupt iets tegenin brengen? 'Laat me eerst andere kleren aantrekken,' zeg ik met licht vernauwde ogen. Daniël weet dat ik niet goed tegen verrassingen kan. Ik loop met snelle passen naar de achterdeur en kijk even achterom naar Daniël. Hij staat er, breed glimlachend, en wacht op me. Hij wacht altijd op me. Ik loop door naar binnen en ga naar mijn slaapkamer. Het gordijn voor mijn raam doe ik dicht, ik prefereer geen pottenkijkers. Uit mijn kledingkast pak ik een lange, lichtblauwe spijkerbroek en een wit shirt. Ik verwissel mijn pyjama voor die kleren en pak dan ook nog een vest om aan te trekken. De reden dat ik mijn pyjama nog aanhad is, omdat ik niet van plan was om weg te gaan en de reden dat Daniël er niet raar van opkeek dat ik nog een pyjama aanhad is, omdat we elkaar al van jongs af aan kennen. Ik trek mijn all-stars aan en ren dan weer de trap af, Daniël staat nog altijd te wachten. Ik sluit de achterdeur en leg de sleutel in de bloempot. Eigenlijk een standaard plek, maar we wonen in een rustige buurt vlak naast een stad. 'Ben je klaar om te gaan?' Vraagt Daniël glimlachend aan me en ik knik. 'Ja, ik ben wel ongeveer klaar nu. Denk ik, want ik heb geen idee wat we gaan doen, dus ook niet of ik juist gekleed ben of-' ik ratel aan één stuk door en Daniël onderbreekt me door mijn hand beet te pakken en me mee te nemen naar zijn fiets. 'Ja Les, het komt allemaal goed,' verzekert hij me. Hij gaat op zijn fiets zitten en wacht totdat ik achterop kom zitten, hij weet dat ik altijd met mijn benen aan twee kanten zit. Anders ben ik bang om er af te vallen, geen idee waar die angst vandaan komt.

Daniël rijdt weg en ik heb mijn armen om zijn middel geslagen, het voelt vertrouwd. Ik heb geen idee waar we heen gaan en dat voelt niet prettig aan, maar ik zal er maar gewoon op moeten vertrouwen dat Daniël weet wat ik wel en niet wil. Toch herken ik al snel de weg waar we heen lijken te gaan, op weg naar het bos. We fietsen, of eigenlijk fietst Daniël en zit ik achterop, over de, nu wel bekende, paadjes in het bos. Als we stoppen zijn we midden in het bos en ik stap voorzichtig af. Daniël zet de fiets tegen een willekeurige boom aan en loopt dan terug naar mij. Hij blijft voor me staan en ik kijk op naar hem, hij is langer dan ik. ‘Vertrouw je me?’ vraagt Daniël en even weet ik niet wat ik moet antwoorden. ‘Ja, natuurlijk vertrouw ik je.’ Wat voor antwoord zou ik anders kunnen geven? Ik ben alleen verrast door zijn vraag. ‘Vertrouw je me genoeg om je leven in mijn handen te leggen?’ vraagt hij dan aan me. Weer zo’n vraag waarvan ik niet weet wat ik erop moet antwoorden. ‘Ik denk het?’ zeg ik dan als antwoord. Hij knikt en glimlacht dan naar me. ‘Als je weet dat vandaag je laatste dag is en morgen te laat is. Zou je dan je verleden los kunnen laten? Zou je alles over boord gooien om te doen, die ene, laatste dag, om te doen wat je wilt?’ vraagt Daniël. Ik richt mijn blik op de grond, om na te denken. ‘Een mens kan helemaal niet weten of iets zijn of haar laatste dag is, tenzij diegene de volgende dag euthanasie zou plegen,’ breng ik er mompelend tegenin, gewoonweg omdat ik niet weet wat echt als een goed antwoord zou kunnen. ‘Je weet best dat ik het anders bedoel, Leslie,’ zegt hij tegen me. Ik bijt op mijn lip en kijk naar hem op. ‘En jij weet ook eigenlijk wel dat ik dan dat soort antwoorden geef,’ zeg ik terug. Hij zucht zachtjes en moet er om lachen. ‘Ja, dat weet ik. Daar ken ik je lang genoeg voor. Maar, vertouw me. Denk er over na. Geef me vandaag een dag alsof het je laatste dag is. Alsjeblieft?’ vraagt hij aan me en ik slik een keer. ‘Alsof ik je iets kan weigeren als je het op die manier vraagt?’ vraag ik glimlachend. Hij knikt en het lijkt wel alsof zijn gelach opgelucht klinkt, alsof hij hoopte dat ik hem deze dag zou geven. ‘Ik wil bij je zijn, op mijn laatste dag. Niet denken aan het verleden,’ het verleden is aardig mistroostig, ‘en een ijsje eten, door het bos lopen en aan het einde van de dag naar de zonsondergang kijken.’ Ik heb nooit veel gewild in het leven, zolang ik maar gelukkig was. Vanzelf kom je er dan achter dat je meestal en niet krijgt wat je wilt en het niet zo gelukkig is, maar dat soort dingen accepteer je gewoon. Dan kun je alsnog gelukkig leven, zo gelukkig mogelijk tenminste. ‘Dan gaan we dat doen,’ zegt Daniël. Ik vraag me af waarom Daniël me mee naar het bos genomen heeft, maar het blijft slechts een gedachte.

Daniël neemt me mee terug naar het dorp op de fiets en we gaan langs de ijszaak. We nemen onze favoriete smaken, die toevallig hetzelfde zijn, chocolade en citroen. Als we onze ijsjes op hebben gaan we terug naar het bos, het is allicht krom dat we eerst naar het bos gaan, weer terug naar het dorp en nu weer terug naar het bos, maar zo is het volgens mijn woorden. Ik vind het fijn om bij Daniël in de buurt te zijn, ik vertrouw hem volledig. Aan het begin van het bos heeft Daniël zijn fiets geplaatst en vastgezet en we lopen hand in hand door het bos. De geur van bladeren omringt ons en ik voel me klein onder de grootte van de bomen. Het wordt al tegen de avond aan als we klaar zijn met onze wandeling die twee uur lang duurde. Onze wandeling eindigt op een rots aan de rand van het bos en daar gaan Daniël en ik zitten. Dicht tegen elkaar aan en onze handen nog steeds ineen kijken we naar de zon die achter de horizon verdwijnt. Ik glimlach en mijn hoofd ligt op Daniël’s schouder, ik slaak een gelukkige zucht.

Daniël geeft me de dag die ik wil.

De volgende ochtend heb ik wel plannen, ik ga langs Daniël. De wekker gaat al vroeg in de ochtend en ik denk even aan de woorden die Daniël gisteren tegen me zei. ‘. Geef me vandaag een dag alsof het je laatste dag is.’ Het was niet mijn laatste dag, gelukkig. Ik wil namelijk nog veel meer van dit soort dagen beleven, met Daniël. Ik pak mijn eigen fiets dit keer, ondanks dat Daniël maar twee straten verderop woont. Als ik voor zijn huis stop zet ik mijn fiets op slot en loop via het poortje achterom, we gaan altijd via de achterkant bij elkaar binnen. Ik verwacht Daniël in de achtertuin, maar daar is hij niet, dus pak ik zijn achterdeursleutel uit de bloempot en open de achterdeur. Het verbaast me dat die op slot zit. ‘Daniël?’ roep ik door het huis, blijkbaar is er hier niemand thuis. Zijn ouders, broer en hij niet. Voor zover ik weet zijn ze nergens heen, niet een zondagje naar het strand of zo iets. Ik maak gewoon gebruik van het feit dat ik de weg weet en ik loop naar boven, naar Daniël’s kamer. Het aanzicht verwart me als ik de deur open. Daniël ligt roerloos op zijn bed. Met trage passen loop ik erheen, het is me gelijk opgevallen dat zijn borstkas niet op en neer gaat. Er ligt een rode bal bij hem, de bal van gisteren en onwillekeurig glimlach ik. Er ligt een briefje bij en ik pak die op, ik voel geen verdriet, angst of wat dan ook, ondanks dat ik niet van verrassingen houd.
Les,
Je weet misschien wel wat dit betekent. Geen zelfmoord, wees gerust, maar ongeneeslijk ziek. Je hebt gelijk. Alleen mensen die euthanasie plegen weten dat ze de volgende dag sterven. De rode bal was een goed teken, het stond voor liefde. Mijn liefde voor jou, ondanks dat we het beiden nooit uitgesproken hebben wisten we het wel. Dank je, voor de laatste dag. Mijn dag is namelijk een dag die gewijd is aan jou, meer wens ik niet. Denk aan me als je in het bos bent, oké?

Ik hou van je,

Daniël.


Het briefje leg ik weer neer bij de rode bal en ik kijk naar Daniël. ‘Daarom ging je gisteren naar het bos. Naar de plek waar het allemaal begon en nu ook allemaal geëindigd is, qua herinneringen,’ zeg ik zachtjes met een kleine glimlach. ‘Je hebt je dag geleefd alsof het je laatste was, samen met mij. Graag gedaan voor die dag Daniël. Het was het allemaal waard.’

Reageer (1)

  • WillNotLearn

    Awwhh.. Dat is zo lief! <3

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen