6.
Na een onrustige nacht te hebben gehad wordt ik wakker en ik merk dat Shouji aan het voeteneinde van het bed zit. "Goedemorgen," zeg ik zacht. "Morgen." antwoord hij kil. "We gaan vandaag weg." zegt hij uiteindelijk. "Waarheen?" vraag ik verbaasd. Shouji zegt niks en gooit wat schone kleren naar me toe. "Maak je klaar om te vertrekken," zegt hij terwijl hij de kamer uitloopt.
Ik doe wat hij zegt en 20 minuten later sta ik beneden. Shouji staat er nog niet. Terwijl ik sta te wachten heb ik het gevoel dat ik van overal bekeken wordt. Ik draai me onrustig om om te kijken of er iemand staat, maar ik zie niemand. Een paar minuten later komt Shouji naar beneden lopen. "Waar gaan we heen?" vraag ik nog een keer. Hij negeerd mijn vraag alweer, pakt een jas voor hem en voor mij, en loopt dan de deur uit. Ik volg hem.
Na zo'n 10 minuten lopen staan we in een bos. Het is een open plek omringt door prachtige bomen, waarvan het lijkt alsof er kleine lichtjes in schijnen.
Terwijl ik de bomen om me heen aan het bewonderen ben hoor ik Shouji een spreuk oproepen, maar om de een of andere reden interesseerd het me niet; ik wil alleen nog maar aandacht aan de bomen schenken.
Opeens wordt ik meegesleurd, de poort in. Ik staar nog naar de bomen terwijl ik door de poort wordt gezogen.
"We zijn er." zegt Shouji. Ik kijk om me heen en zie dat het een vervallen dorpje is. Meteen flitsen de flashbacks door mijn hoofd heen.
"Waarom zijn we hier?" vraag ik. Shouji kijkt me aan en grijnst. Het is de eerste keer dat hij me aankijkt vandaag. "Ik wil Yume terug," zegt hij en hij kijkt weer voor zich uit. Hij kijkt voor zich uit alsof hij op iemand aan het wachten is. Terwijl ik wacht op wat er mij te gebeuren staat kijk ik dezelfde richting op als hem. Zou hij me vermoorden?
Ik hoor wat geluid tussen de bouwvallen uitkomen en kijk de richting op waar het vandaan komt. Shouji loopt naar het geluid toe en ik blijf staan terwijl ik kijk wat hij gaat doen. Hij staat nu bij de bouwval en vist een jongetje uit de puin. "Jou had ik nou net nodig," zegt hij met een nog bredere grijns dan daarnet. Het jongetje kijkt hem geschrokken aan terwijl hij zich bedenkt wat Shouji van hem zou willen. Plost verschijnt er een uitdrukking op zijn gezicht die ons verteld dat hij alweer weet waar het om gaat. Hij seint dat we hem moeten volgen en dat doen we.
We lopen door de bouwvallen heen en komen bij een klein bos. We volgen smal paadje en uiteindelijk komen we uit bij een oud huis. Hoe dichter ik bij het huis kom, hoe meer magie ik op me af voel komen. Het is zelfs zoveel dat mijn handen beginnen te trillen. Ik sta even stil en Shouji kijkt me vragend aan, ik hem ook.
Shouji loopt naar me toe en pakt mijn arm stevig vast, dan trekt hij me richting het huis toe. Ondanks dat ik zwaar tegenstribbel, weet hij me toch naar binnen te krijgen. We lopen door een halletje heen waar allemaal schilderijen aan de muur hangen. Het zijn mooie schilderijen van het landschap en van het dorp. Als we verder de gang inlopen zie ik protretten hangen. Eerst eentje van een gezin, het jongetje, een meisje, een wat oudere jongen, een mooie volwassen vrouw en een oude man staan op het schilderij. Verder hangen er aparte portretten van het gezin.
Als we de hal uit zijn komen we in een ronde kamer terecht. In het midden staat en tafel met daaromheen simpele houten stoelen. Er staan een paar kasten en er zijn nog twee andere deuren. Het jongetje neemt plaats op een houten stoel, en Shouji doet hetzelfde. Ik blijf een tijdje staan, maar dan merk ik dat ik steeds zwakker wordt en ga uiteindelijk ook zitten.
Ik kijk naar het jongetje. Hij kijkt geduldig voor zich uit terwijl hij met zijn benen trappelt. Dan kijk ik naar Shouji, hij kijkt ook geduldig voor zich uit.
Dan gaat er een deur open en een oude man komt de kamer in en neemt ook plaats aan tafel.
Er zijn nog geen reacties.