Dag 8 - Sneeuwvlok
Uit de lucht vielen duizenden dikke witte vlokken aan een steeds sneller wordend tempo. Ze vielen neer op mijn zwart mantelpakje en verloren vrijwel onmiddellijk hun witte kleur. Ze werden doorzichtig en waterachtig. Het was sneeuw die begon te smelten zodra deze in aanraking kwam met zijn landplaats. Als het dan echt moest sneeuwen, dan wou ik echte sneeuw die ik met mijn handen kon vastgrijpen. Ik had geen behoefte aan iets dat vervloog nog voor ik goed en wel kon beseffen dat het er was.
Mijn voeten verplaatsten zich zo snel als ze konden, maar ik wist dat ze eigenlijk nog trager waren dan normaal. Ze voelden veel te koud aan en bovendien wilden ze niet naar de plaats waar ze heen moesten. Het zou me niet lukken om mijn gedachten onder controle te houden. Ik wist wel dat ik geen andere keuze had. Ik moest dit doen. Dan zou het morgen misschien beter gaan.
Sneeuw hoorde overigens mooi te zijn en misschien zelfs onaangeraakt te blijven. Het zou pas mogen sneeuwen met kerst, zodat mensen samen vanuit hun gezellige warme woningen en met hun overvolle buiken naar het tafereel zouden kunnen staren. Sneeuw hoorde ook romantisch te zijn: verliefde stelletjes en koude vingers in handschoenen die zich met elkaar verstrengelden, het leverde mooie foto’s op in mijn gedachten. Dan heb ik nog niks gezegd over het geluid van krakende sneeuw wanneer voeten er voor het eerst een spoor in achterlaten.
Helaas stemde de werkelijkheid niet overeen met mijn fantasie. Er was niks romantisch aan hoe ik tegen de stroom mensen in mezelf mentaal probeerde vooruit te slepen door deze drek van sneeuw die zijn naam eigenlijk niet waard was. Integendeel, het was pure ironie.
Ik doorbrak het patroon. Ik wist het. Hij wist het. Voor het eerst in maanden ging ik niet op het bankje in het bushokje zitten. Ik verkoos de sneeuw boven hem. Niet dat het volledig de waarheid was, maar ik kon het niet opbrengen zo dichtbij en tegelijkertijd zo veraf te zijn. Nee. Zolang ik hem niet aankeek, zou het me lukken. Zolang ik zijn blik niet zag, dan zou ik het redden. Maar hoe lang was zolang? Hoe lang kon ik weglopen van wat ik mezelf probeerde wijs te maken? Zijn ogen priemden op mijn rug en bijna vroeg ik me af of ik kwaad was omdat hij zo laf was om daar gewoon te blijven zitten en niks te ondernemen. De stilte tussen ons klonk oorverdovend luid in mijn oren. Het frustreerde me.
Opgelucht haalde ik adem toen ik de bus zag aankomen. Hij stond op van het bankje en liet zich verwelkomen door de sneeuwvlokjes. De paar centimeters die er tussen ons waren voelden aan als de oceaan, maar ik negeerde het. Ik balde mijn handen tot vuisten in de zakken van mijn jas. Nog eventjes, dacht ik bij mezelf.
De bus hielt halt vlak voor ons en opende zijn deuren, maar ik maakte geen aanstalten om in te stappen. Ik haalde een verfrommeld papiertje uit mijn zak en stopte het in zijn handen. Ik deed het snel en onhandig, maar het was alleen maar om de aanraking tot een minimum te beperken. Hij schrok bij het voelen van mijn hand. Zijn blik gleed langzaam naar boven tot onze ogen elkaar een fractie van een seconde kruisten, wat meer dan genoeg was. Geen van ons beiden zei iets en uiteindelijk kon hij niet anders dan de bus opstappen, terwijl ik me omdraaide en terug wegliep.
Er was niks romantisch aan het terug bewandelen van mijn eigen voetsporen, niet wetend of ik het juiste gedaan had. Ik richtte mijn blik naar beneden en concentreerde me op de tegels van het voetpad die beetje bij beetje toch leken te verdwijnen onder een dun laagje sneeuw. Ik zou een confrontatie niet eeuwig kunnen uitstellen. Een trillend mobieltje in mijn broekzak was daar het bewijs van.
Er zijn nog geen reacties.