Foto bij Hoofdstuk 9

In de loop van de zondag had ik Mathias al meerdere keren geprobeerd te bellen. Maar telkens kreeg ik zijn voicemail. ’s Avonds belde hij mij eindelijk terug. Ik was in paniek geweest voor het gesprek. Ik was bang om ontslagen te worden. Mijn ideale baantje. Paniekerig had ik aan de telefoon gezeten. Mathias deed er veel simpeler over. “Het maakt toch niet uit als je je baan kwijt bent. Je vindt zo weer iets nieuws.” Dit was de minder leuke kant van hem. Soms kon hij zo onverschillig zijn. Niets kon hem dan schelen en hij is alleen maar chagrijnig. Ik had hem sarcastisch bedankt voor de mislukte poging tot cheering- up. Ook hierop had hij koeltjes gereageerd. Telkens als ik het over mijn baantje of boeken had gehad reageerde hij verveeld. Ik werd er langzamerhand zat van.

Die maandag zat in dezelfde kamer als waar ik mijn sollicitatiegesprek had gehouden. Dit keer was de reden alleen iets minder vrolijk. Meneer Lamers zat ook weer tegenover mij. Janet was net weggelopen. Ze had wat met hem besproken. Ik had net verteld dat ik een vriendje had en dat ik niet meer mijn baantje zou verwaarlozen. Net op het moment dat hij mij wou ontslaan kwam Janet binnen of ze hem even kon spreken. Bijna een kwartier lang hadden ze op de gang gestaan. Mijn hart sloeg overuren van nerveusheid. Please, laat me blijven. Alsjeblieft. Eindelijk zat meneer Lamers dus weer tegenover mij. “Mayra. Ik weet niet zo goed wat we nu moeten doen. Eigenlijk was ik van plan je te ontslaan, maar aangezien Janet zegt dat je en goede werkneemster bent en je werk ook serieus neemt, ben ik bereid je nog één kans te geven. “ Zijn nadruk lag op één. Dit maakte me zenuwachtig. Ik friemelde aan mijn armbandje. “Als je de komende maand blijft werken zonder enige tegenslag dan mag je weer in loondienst komen werken. Wanneer je dit echt niet doet zal ik je toch echt moeten ontslaan. Hopelijk ben je in staat mee te werken. “ Ik kon mijn geluk niet op. Ik geloof dat ik hem wel duizend keer heb bedankt, maar nu had ik weer een kans. Gelijk ben ik naar de kelder gelopen. Ik wist bijna zeker dat ik Janet hier had kunnen vinden. Ik vloog haar om de hals en bedankte haar wel honderd malen. Ze glimlachte. “Het is al goed zolang je maar blijft werken. Ik kan het alleen niet aan. Dus zie ik je zaterdag?” “Zeker weten. Heel erg bedankt en tot zaterdag!” Ik zwaaide naar haar en liep de zaal uit. Het voelde alsof ik op wolkjes liep. Heerlijk, het gevoel van vrijheid maar toch eerlijke kansen. Er was nu nog maar één probleem.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen