Gevangen - 204

“En misschien herken je mijn andere gaste ook, Rin?”, vroeg Jursena zacht. “Of is het te lang geleden.” Rin keek naar me, en na een paar seconden zag ik herkenning in haar blik.
“Mevrouw Lizzie?”, vroeg ze ongelovig.
“Ja Rin”, knikte ik.
“Waarom… waarom bent u hier?” Ze sloeg haar hand voor haar mond, dat mocht ze niet vragen.
“Je verwachtte dat ik nog in de waterstam was, is het niet? Om iedereen te beschermen?”, vroeg ik zacht. Rin knikte aarzelend.
“Hoe is het daar?”, fluisterde ze. “Hoe is het thuis?” Ik keek naar Keylina, hoeveel mocht ik haar vertellen?
“Het gaat er niet goed”, zei die in mijn plaats. “Een paar jaar geleden is jullie stam overgenomen door de vuurnatie en de soldaten zijn behoorlijk streng. Tot twee weken geleden waren Lizzie en ik er om hen in te tomen, maar nu helaas niet meer.”
“Staat u dan aan onze kant, prinses?” Rin kon haar oren niet geloven.
“Stond”, zei Keylina kalm. “Nu ben ik officieel onpartijdig. Over een paar dagen of weken zal Lizzie een Agni Kai vechten tegen de vuurheer. Als zij wint is de oorlog voorbij en kan je naar huis. Dan sta ik weer aan jullie kant. Maar als de vuurheer wint zal ik hem voortaan steunen en wint hij de oorlog.” Rin keek haar geschrokken aan.
“Het is de enige manier die we kunnen gebruiken om te proberen er een einde aan te maken”, zei ik zacht. “Ik ben waarschijnlijk de enige die hem aankan, op prinses Azulena na misschien.” Ik haatte het om haar zo te moeten noemen. Rin keek me aan.
“Dan zal ik voor u supporteren.” Ik knikte haar dankbaar toe.

De deur werd open gegooid en een bewaker stormde binnen.
“Hier is ze dus!”, hij greep me bij mijn arm.
“Inderdaad, op verzoek van mij en mijn moeder”, zei Keylina streng. De bewaker keek haar aan, hij had haar duidelijk nog niet opgemerkt.
“Prinses”, hij maakte een buiging. “Mijn excuses voor deze vergissing, velen waren bang dat ze ontsnapt was omdat niemand kon vertellen waar ze zich bevond.”
“Hier, zoals het hoort. Laat haar los”, zei ze ijzig. De bewaker deed wat hem gevraagd werd.
“Uw vader, vuurheer Azlaï, wenst u te spreken in de vergaderzaal.”