Foto bij Bye, bye I'm going to win

Mijn familie mag afscheid van me komen nemen, en mijn jongste en nu enige zusje komt als eerste binnen, samen met mijn moeder.
“Draai je om,” beveel ik Safira, mijn zusje. Ik kijk naar haar rug, en mijn mond valt open van verontwaardiging. Haar jurkje, dat ons een fortuin gekost heeft, is aan flarden. Je kunt haar rug er gewoon doorheen zien, haar huid is rood en rauw. Ik ren naar de deur, naar buiten, voordat mijn vijf minuten voorbij zijn. Ik ren het hele gebouw door, tot ik Tule heb gevonden. Ik bots hard tegen haar aan, en het potje wat ze in haar handen heeft valt bijna op de grond. Ik zit al op de grond, en vang het in een reflex op.
“Hou maar, het was toch voor jou. Nou ja, eigenlijk voor je zusje. Ik heb gezien wat ze deden, en deze zalf gehaald. Breng het maar gauw naar haar toe!” fluistert Tule. Zo’n kwade was ze dus niet, ik vond haar meteen lief. Ik rende terug, nog vier minuten over. Mijn zusje zat huilend op het bankje waar ik moest wachten, en keek op toen ik de deur achter me dichtsmeet. Ik hield het potje triomfantelijk omhoog, en mijn zusje keek niet-begrijpend.
“Jurk uit,” zei ik. Met veel pijn en moeite trok ze hem uit, en haar huid zat op sommige plekken vast aan de stof. Ze stond in haar hemd en onderbroek, en ik trok haar hemd omhoog. Ik opende het potje, en smeerde een vinger uit over haar huid. Ze slaakte kleine kreetjes van pijn, en toen zuchtte ze van verlichting. Mooi, de zalf werkte dus. Ik smeerde er voor de zekerheid nog wat op, en ik zou zweren dat ik zelfs de wonden al een beetje zag wegtrekken. Er zat nog heel veel in het potje, ze had voorlopig genoeg. Mijn moeder trok haar vest uit en sloeg dat om Safira heen. Ze keek ons dankbaar aan, en ik gaf haar een voorzichtige maar dikke knuffel.
“Jij kan dat wel,” zei ze. “Jij kan wel winnen. Je bent snel en heel erg slim. Leer met wapens omgaan en kom naar huis.”
“Ik ga het proberen,” zei ik. Mijn zusje keek me heel even boos aan.
“Nee, jij gaat het doen,” zei ze bestraffend. “Niks geen ‘ik ga het proberen’. Jij gaat gewoon winnen.” En hoe kon ik daar nou nee tegen zeggen? Hoe kon ik de moed opgeven als mijn zusje zoveel strijdlust had? Simpel. Dat kon ik niet. Ik had bewondering voor haar. Ze had net haar vader en zus dood zien gaan, en ze bleef sterk.
“Ik ga winnen. Voor jou. En mama. En voor Ovid en Leonis.” Die laatste twee waren mijn broers. En zij verdienden het ook. Ik gaf ook mijn moeder een knuffel, en begroef mijn gezicht even in haar haar.
“Hier, voor jou,” zei ze, en ze drukte de ketting van mijn grote zus in mijn handen. Ik bekeek hem heel even goed, het was een engeltje, een echte zilveren. Maar dat was niet het duurste deel eraan. Er zaten twee piepkleine maar echte diamantjes op de plaats van de ogen. Ik deed hem om en voelde het koude metaal warm worden op mijn huid. Mijn zusje kreeg een laatste knuffel en ik stopte de zalf in de binnenzak van mijn moeders vest.
“Niet laten zien dat je die gekregen hebt hoor, alleen thuis,” fluisterde ik in haar oor, en toen werden ze meegenomen. Vlak daarna kwamen mijn broers binnen. Ook met hen had ik vijf minuten. We zeiden niet veel, maar zaten vooral dicht bij elkaar.
“Ik weet het, het is klote, maar er is niks aan te doen. Het enige is dat je gewoon moet winnen,” zei Ovid. Leonis kreunde nog steeds. Zijn schouder!
“Zit de kogel er nog in?” vroeg ik.
“Nee, die heb ik op straat gevonden,” zei Leonis met zijn kaken op elkaar geklemd. Ik keek in de kast die in de luxe kamer stond, hij hing vol met kleren. Waarvoor was me een raadsel, maar het kwam mij ontzettend goed uit. Ik pakte er een wit shirt uit, en scheurde er repen af aan de onderkant. Ik begon mijn broer te verbinden, om het bloeden te stelpen. Ik hoopte dat er niks belangrijks was geraakt, maar zijn arm hing er zorgwekkend slap bij. Ik vond een grijze sjaal, waar ik een mitella van maakte, en legde zijn arm erin. Hij kon hem zelf niet bewegen, maar hij voelde hem duidelijk.
“Sjjjjst, wees eens stil jij, straks komen de vredebewakers nog controleren of ik je in elkaar aan het slaan ben of zo!” zei ik. Hij klemde zijn kaken op elkaar, maar af en toe ontsnapte er nog een kreun.
“Jij moet dokter worden!” zei Ovid. “Ik hoorde het van Safira, en nu ben je zo handig met Leonis…” Ja, maar dan moest ik nog wel de Hongerspelen winnen. Ik zei het niet, ik dacht het alleen.
“Veel rust houden,” beviel ik Leonis, en nadat ik dat had gezegd werden ze allebei meegenomen. Toen was ik alleen. Maar ook Orchid kwam nog binnenstormen.
“Jij. Hongerspelen. Winnen.”
“Ook hallo,” zei ik. Ze knikte. Maar ik moest wel winnen van haar. Ze gaf me een knuffel en was weer weg. Ik vroeg me af of ze toestemming had om hier te zijn. En toen had ik nog een kwartier alleen, en mijn gedachten kregen de overhand. Ik begon te malen, wat er nou eigenlijk was gebeurd. Een boel. Een heleboel.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen