Dont by happy
Nog voor de jongenstribuut is getrokken kom ik weer bij, en zie niets dan chaos. Mijn zusje begint te huilen en te krijsen, vredebewakers nemen haar mee, ze begint te schelden en moet dat vervolgens bekopen met zweepslagen. Mijn oudere broers roepen vuile dingen naar het Capitoolwezen, dat Tule Ogilby blijkt te heten. Ze zijn woedend omdat zonet hun vader is neergeschoten, en één van hen, mijn oudste broer van 18, wordt in zijn schouder geschoten. Godzijdank is het niet zijn hart of zijn hoofd. Hij ligt kermend van de pijn op de grond, en ik vraag me af met wat voor soort kogels de vredebewakers schieten. Mijn broer laat zich namelijk niet zomaar kennen, dit moet echt wel heel erg pijn doen, dat kan niet anders. Mijn oudere zus storm het podium op en snaait de microfoon voor Tule’s neus weg.
“Dus dit is wat jullie willen?” vraagt ze woedend, terwijl ze naar de menigte gebaart. “Mijn vader is zojuist neergeschoten, alleen maar omdat jullie van plan zijn mijn zusje mee te laten doen met de Spelen, en hij daarom woedend werd! Zijn jullie van plan vanaf dit jaar elk jaar 23 kinderen dood te laten gaan omdat ze elkaar moeten vermoorden? Is dat wat jullie willen? Is dit…” En ook mijn zus zakt in elkaar met een bloedvlek op haar net nog zo smetteloze witte jurk, precies op de plaats van haar hart. De vredebewakers nemen haar mee, van het podium af, waar ze haar gewoon laten liggen. Ik heb bewondering voor haar, zij durfde er tenminste wat van te zeggen, ook al wist ze dat dat haar waarschijnlijk haar leven ging kosten. Mijn grote zus zal altijd mijn grootste held zijn, net als mijn vader. Beide hadden ze het lef dat ik mis. Mijn moeder loopt naar het levenloze lichaam van mijn zus toe. In minder dan een kwartier is ze weduwe geworden en een dochter kwijtgeraakt. Plotseling voel ik me sterk, alsof mijn zus haar lef aan mij heeft gegeven. Ik moet winnen voor mijn moeder, kleine zusje en oudere broers. Ze kunnen zich het niet veroorloven om nog een dochter en zus kwijt te raken. Ondanks de chaos leest Tule gewoon de naam van de jongenstribuut voor.
“En onze mannelijk tribuut voor de 1e Hongerspelen is…” Haar naam gaat weer in de bol, en ik hoop dat het niet mijn gewonde broer is. Ik hoop ook dat het niet mijn andere broer is. Ik knijp mijn ogen dicht en doe een schietgebedje.
“Huck Wellwood!” Gelukkig. Maar de opluchting duurt niet lang. Een gespierde, knappe jongen loopt zelfverzekerd naar voren. Mijn sterke gevoel smelt als sneeuw voor de zon, en ik voel me klein, zo klein naast deze gespierde, lange jongen. Hij heeft pikzwart haar, en lichtblauwe ogen. Zijn huid lijkt zacht, en heeft een mooie egale kleur. Hij is zestien, misschien zeventien… Ik heb gehoord dat de mensen in het Capitool wedden op de tributen. Ik weet zeker dat er een heleboel mensen op Huck gaan wedden. Ik werp een laatste blik op de menigte, het lichaam van mijn zus, mijn oudste broer die wordt afgevoerd naar een thuisdokter, mijn moeder die met een vastberaden gezicht iets bij mijn dode zus vandaan haalt, mijn jongste zusje die snikkend en met een kapotte rug aan de zijkant staat… Ik word meegenomen het stadhuis in, en laat de chaos achter me.
Reageer (1)
Very good
1 decennium geleden