OO4.
Het was me gelukt, het was me gewoon echt gelukt! Ik hoorde nu wel mijn roedel achter me aankomen, jankend en schreeuwend dat ik terug moet komen. Maar ik luister er niet naar en probeer mijn gedachten te richten op wat er gaat komen, wat er met me gaat gebeuren. Ik ren zo hard als ik kan door en hoop dat ze me niet in zullen halen, anders heb ik echt problemen. Ooit zal ik nog wel terugkomen, maar ik weet niet wanneer dat is. Dat kan ik nu nog niet zeggen. Misschien vergeven ze het me niet, zullen ze het me nooit vergeven en zal ik nooit meer normaal met ze om kunnen gaan. Ik hoop dat het dat allemaal de moeite waard is, dat ik nu nieuwe dingen leer kennen, een soort van nieuw leven leer leiden. Ik ren maar door en heb geen idee waar ik ben, nog steeds in het bos, dat kan ik wel zeggen. Na een aantal uur - zo lijkt het tenminste, misschien waren het nog maar 10 minuten - kom ik op een open plek uit. Een groot grasveld met aan weerskanten een breed pad, verandering. Daar zocht ik naar, naar verandering. Ik blijf heel even stilstaan op het grasveld, dan pas merk ik dat ik geen andere gedachtes meer hoor, geen hijgende wolven die me proberen tegen te houden. Ik ben ver genoeg van ze verwijderd om enkel en alleen mijn eigen gedachtes te horen. Ik heb ze afgeschud, ze zijn waarschijnlijk gewoon teruggegaan toen ze besefte dat ik echt niet zomaar zou omdraaien en in hun armen zou vallen. Nee, dat was ik ook nooit van plan. Maar toch ben ik nog steeds bang dat ze iedere seconde weer terug in mijn gedachtenkring kunnen verschijnen, dus ik besluit om toch weer verder te rennen. Nog verder van Fells Cottage vandaan, verder weg van mijn familie en vrienden. Weg van mijn leven, gewoon om even alleen te zijn. Opeens sta ik abrupt stil, een kleine glinstering doet me schrikken. Wat was dat? Daar in mijn rechterooghoek glinsterde iets, het was niet zomaar een glinster, het was iets aparts. Iets wat wel een gevaar zou kunnen vormen voor mij, want toen ik dichterbij kwam zag ik een mens zitten. Ze had haar ogen gesloten en was beeldschoon. Maar nee, het was geen mens. Dat zag ik aan de glinstering die op haar huid stond omdat ze pal in de zon zat, ze was een echte vampier, een beeldschone vampier. Eigenlijk zou ik nu weg moeten rennen, want ze zal echt niet de enigste zijn hier. Waarschijnlijk komen haar mede-vampiers snel genoeg en wanneer ze mij ruiken, dan ben ik er geweest. Maar ik kan niet wegrennen, ik kan mijn ogen niet van haar af houden. Ik had nog niet vaak vampiers van zo dichtbij gezien en al helemaal niet zo'n mooie vrouwelijke vampier. Ik besloot om nog iets dichterbij te gaan kijken, zodat ik beter haar vormen kon onderscheiden. Misschien moest ik daarvoor eerst mijn menselijke gedaante aannemen? Nee, dat was niet veilig voor me. Dat moest ik niet doen. Langzaam kwam ik dichterbij, er ritselde iets onder mijn voeten en precies op dat moment deed ze haar ogen open. Ze was nog mooier dan ik ooit had kunnen dromen..
Er zijn nog geen reacties.