Dag 6 - Transformatie
Zijn naakte schouders glansden in de gloed van de tientallen kaarsen. De vlammetjes fascineerden me, maar al mijn aandacht ging uit naar Sander. Ik liet mijn vingertoppen rusten op zijn schouder. Hij keek me doordringend aan en stelde met zijn ogen een vraag. Ik slikte even, maar knikte vervolgens. Ik zou er nooit voor de volle honderd procent klaar voor zijn. In mijn binnenste wist ik dat ik eeuwig en altijd op de grens zou blijven wandelen, klaar om terug te krabbelen. “Waarschuw me alsjeblieft, Sandrine”, zei hij terwijl zijn handen rustig onder mijn trui verdwenen. “Doe ik.” Hoe meer knoopjes ontdaan werden van hun vaste positie, hoe onzekerder ik me ging voelen. Toch voelden de aanrakingen van hem goed, alleen kon ik het nog niet helemaal loskoppelen van het verleden.
Ik wist niet hoe het kwam, maar hij voelde mijn aarzeling aan en liet zijn hand net onder mijn borst rusten. Mijn armen drukten zijn lichaam dichter naar me toe, waardoor ik zijn geur kon opsnuiven. Ik kuste hem op zijn mondhoek om hem te plagen.
“Sandrine?” Langzaam openden mijn ogen zich en keek ik in de helderblauwe ogen waar ik vanaf dag een al in verdronken was. Ik schudde mijn hoofd nog voor de woorden uit zijn mond konden komen. Ik moest mezelf alleen over de grens zien te krijgen. Pas dan zou ik de kans kunnen krijgen om een nieuwe herinnering te hebben. Een betere en eerlijkere.
Wie er precies voor gezorgd had dat ik op de grond lag, wist ik niet meer. Ze waren sneller en sterken dan ik, dat stond vast. Hoe meer ik in het wilde weg bewoog met mijn armen, hoe meer klappen ik voelde, gepaard gaande met schoppen in mijn zij. Het was een kwestie van teamwork.
“Blijf van me!” schreeuwde ik. Een van hen lachte luidkeels. Mijn wanhoop wond hen op, zoveel was duidelijk. Niet veel later werd mijn mond gesnoerd met plakband en werd ervoor gezorgd dat ik me ook niet meer kon bewegen. Mijn lichaam gaf het tegenspartelen op, maar mijn ogen hadden nog nooit zo vol kwaad gekeken.
Er ging een pijnscheut door me heen toen een van de drie zich met zijn volle gewicht op me liet neerzakken. Het was zover, ik wist het. En het feit dat geen van hen tegen me sprak, maakte me alleen maar kwader. Ik was geen ding.
Het geritsel van zijn broeksgesp versnelde mijn hartslag. Mijn jeansbroek werd in een ruk naar beneden getrokken. Ik dwong mezelf om mijn ogen te sluiten. Dit voelen was al meer dan genoeg.
Ik concentreerde me op Sander en vermande me zo goed als ik kon. De beelden uit mijn geheugen gingen aan mijn netvlies voorbij en deden me naar adem happen. Sander zag het. Hij doorzag me al altijd.
“Ik hou van je.” “Dat weet ik. Ik ook van jou.” Ik zou nooit kunnen vergeten wat die onbekenden me die ene nacht aangedaan hadden, maar na vannacht zou ik erboven staan. Ik liet de demonen voor wat ze waren en gaf me over aan mijn diepste verlangens.
Het was amper een kwartiertje stappen naar huis geweest. Normaalgezien vergezelde iemand me, maar deze keer had ik zelf besloten vroeger weg te gaan. De muziek en de gesprekken waren toch aan me voorbij gegaan waardoor ik beter thuis bij de warme kachel kon zitten en een film bekijken waarbij ik niet hoefde na te denken.
Ik had het eigenlijk kunnen weten, dat het een slecht idee was geweest. Ik had het gewoon niet durven denken en bewust mijn angsten genegeerd. Ik mocht niet zo negatief zijn en altijd doemscenario’s gaan bedenken, dus deed ik gewoon mijn zin. Ik ging naar huis, alleen. Het was toevallig dat net ik op dat moment daar op die plaats voorbij moest wandelen. Ik kon niet ontsnappen, ik was machteloos. Het was drie tegen één.
Er zijn nog geen reacties.