Foto bij Schrijfwedstrijd MissesStyles & LittleMixer || Opdracht 2

Zoals ik al veel vaker had gedaan, keek ik op onze kamer uit het raam. Het zag er leuk uit, want als je op het bed zat en een beetje naar beneden keek, zag je de golven. Het water gleed langs de boot en je hoorde het zo nu en dan tegen de boot aanbotsen. Af en toe zag je in de verte ijsschotsen, die we voorbij voeren. Alleen kwam de ijsschots dit keer veel dichterbij dan anders. Vol bewondering keek ik naar de metershoge ijsschots. Hij kwam steeds dichterbij en werd steeds indrukwekkender.

Toen we wel heel dicht bij de ijsschots waren, hoorde ik plotseling een harde dreun en even kromp ik ineen van de angst. Wat was dat voor een verschrikkelijk geluid? Schoot er door mijn hoofd. Mijn ogen die ik door de schrik had gesloten, opende ik langzaam en ik keek weer uit het raam. De boot bewoog niet meer en we stonden stil tegen de ijsschots aan. Waren we er tegenaan gebotst?

Ineens hoorde ik allemaal geluiden. Het waren alarmen die afgingen en vervolgens hoorde ik allemaal mensen schreeuwen en gillen. Ik spitste mijn oren en hoorde zelfs kinderen huilen. Wat was hier aan de hand? Angstig riep ik om mijn moeder en met een bleek gezicht liep ze naar me toe.
‘Mama, wat is er aan de hand?’ vroeg ik fluisterend aan haar. Bang dat ik het antwoord op mijn vraag zelf ook wel wist. Ze gaf geen antwoord. De hand van mijn broertje vasthoudend, deed ze de deur open en we liepen zwijgend door de gangen. Naar het bovendek. Ik zag allemaal mensen in paniek rondrennen in de gangen. Ze hadden hun kinderen op hun arm of liepen alleen in paniek rond. Wat een chaos, dacht ik bij mezelf en ik vestigde mijn blik op mijn moeder.

Toen we eenmaal door de mensenmassa waren gekomen en we boven op het dek stonden. Waren alle mensen daar in rep en roer. Reddingsboten hingen aan de zijkanten van de boot en mensen gaven instructies. Mijn moeder stond met een man te praten en stiekem luisterde ik mee. Mijn gedachten en voorspellingen waren goed geweest. We waren tegen een ijsschots gevaren en de boot liep nu langzaam vol water en tot slot zou hij zinken.
De kleine bootjes zouden met mensen vertrekken en ze wilden zoveel mogelijk mensen redden. Steeds gingen er mensen in de boten zitten en zag je ze naar beneden zakken. Ook sprongen er mensen van de boot af, wat ik vreemd vond. Je kon gered worden, waarom sprong je dan naar beneden?

‘Ga je mee, Lisa?’ hoorde ik mijn moeder zeggen, terwijl ze in mijn hand kneep.
‘Wat gaan we doen, mama?’ vroeg ik haar en ook mijn broertje keek haar aan.
‘We gaan terug naar onze hut. We zitten in de laagste rang en de mensen worden gescheiden. Waarschijnlijk komen we niet meer in een boot,’ zei ze zo sterk mogelijk. Ik knikte. We zouden doodgaan op deze boot. Deze verschrikkelijke gedachte spookte door mijn hoofd. Langzaam liepen we terug naar de kamer en onderweg stond er al water in de gangen. Heel erg langzaam zou het steeds hoger stijgen, maar gelukkig stond het nu nog niet eens tot onze enkels.

Bij onze kamer aangekomen, wierp ik nog een blik op de overvolle gang. Nog steeds probeerden mensen tevergeefs van alles mee te nemen, maar ik wist dat het geen zin had. In die kleine bootjes konden ze toch niets meenemen. Mama trok me mee de kamer in en zei dat we op bed gingen, omdat het al laat was.
Gelukkig had Thijs, mijn broertje, geen idee van wat er allemaal aan de hand was en hij gehoorzaamde. Ook ik deed precies wat mama me vroeg. We zouden het toch niet meer redden dan konden we Thijs maar beter niet in paniek brengen. Ik wist hoe kwetsbaar hij als vierjarig jongetje was.

Snel trok ik mijn pyjama aan en ik ging naast mijn broertje op bed liggen. Zoals elke avond pakte mama het grote boek met de sprookjes erbij. Thijs was dol op die verhalen.
‘Mama, vertel het verhaal van het meisje en de wolf,’ riep hij vrolijk. Elke avond wilde hij dit verhaal horen, maar normaal zei mama altijd dat ze niet elke avond hetzelfde verhaal ging lezen. Toch luisterde ze dit keer naar Thijs en ze begon het verhaal van Roodkapje voor te lezen.

Er was eens een meisje dat woonde aan de rand van het bos. Door iedereen werd ze Roodkapje genoemd, omdat ze altijd een rood kapje droeg, die haar oma voor haar had gemaakt.
Op een dag vroeg haar moeder of ze naar haar grootmoeder wilde gaan, omdat grootmoeder ziek op bed lag en Roodkapje moest een mand met spullen naar oma brengen. Roodkapje wilde dit wel en ze moest aan moeder beloven om niet van het pad af te gaan.

Onderweg besloot Roodkapje om bloemen te gaan plukken voor oma, terwijl ze de bloemen aan het plukken was, kwam ze de grote boze wolf tegen. Hij vroeg wat Roodkapje deed in het bos en ze vertelde hem dat ze bloemen plukte voor oma, want die was ziek. De wolf zei dat er verderop in het bos nog veel meer mooie bloemen stonden en Roodkapje ging van het pad af om verderop bloemen te gaan zoeken.
Ondertussen ging de wolf zo snel als hij kon naar het huis van grootmoeder en deed alsof hij Roodkapje was. Hij ging naar binnen en peuzelde de arme, zieke grootmoeder op. Vervolgens trok hij grootmoeders kleren aan en ging toen in het bed liggen.

Na een tijdje kwam Roodkapje bij het huis van grootmoeder aan en klopte op de deur. Met een schorre stem riep de wolf: ‘Kom maar binnen, liefje. Trek maar aan het touwtje dan gaat de deur vanzelf open!’
Roodkapje had niet in de gaten dat het niet grootmoeder was, die in het bed lag, maar de boze wolf.
‘Maar grootmoeder, waarom hebt u zulke grote armen?’ vroeg ze daarom verbaasd.
‘Dan kan ik je beter vasthouden.’
‘Maar grootmoeder, waarom heeft u zulke grote oren?’
‘Dan kan ik je veel beter horen.’
‘Grootmoeder, wat heeft u grote ogen.’
‘Dan kan ik je veel beter zien.’
‘Maar grootmoeder wat heeft u opeens een grote mond,’ zei roodkapje tenslotte.
‘Daarmee kan ik je beter opeten!’ riep de grote boze wolf. Roodkapje kwam erachter dat het niet grootmoeder was, maar de grote boze wolf, maar ze was al te laat. De wolf at haar ook op.

Na zijn maaltijd ging de wolf lekker slapen, maar hij snurkte zo hard dat een jager het buiten hoorde en naar binnen ging. Hij zag de enorme buik van de wolf en vermoedde dat er iets was gebeurd. Hij sneed de buik van de wolf open en bevrijdde Roodkapje en grootmoeder en stopte een paar stenen in de buik van de wolf, zodat hij het niet zou merken. Toen de wolf wakker werd en hij ontzettend veel dorst had ging hij naar de waterput. Door het gewicht van de stenen in zijn buik viel hij in de put. Niemand heeft ooit meer last gehad van de wolf en grootmoeder en Roodkapje? Die leefden nog lang en gelukkig.


Toen het verhaal afgelopen was, keek Thijs met een blij gezicht naar mama en mij.
‘Ga nu maar lekker slapen,’ fluisterde mama en met een voldane grijns op zijn gezicht sloot Thijs meteen zijn ogen. Voorzichtig pakte ik zijn hand onder de dekens en met mijn ogen open staarde ik naar het plafond. Inmiddels was het water onze kamer ook al binnengekomen. We zouden verdrinken. Naast me hoorde ik de ademhaling van Thijs. Hij sliep al. Snel drukte ik een kus op zijn voorhoofd en ook ik sloot mijn ogen.

Reageer (1)

  • HoranHug

    Oh my god, dit raakt me!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen