Foto bij Zeemeermin!Percy

Gek genoeg heb ik bij deze one-shot vooral medelijden met Oliver, al is Percy de zeemeermin. (krul)

“Hé, jij daar.”
      Oliver keek verward op van het boek dat hij aan het lezen was. De pier was volkomen verlaten. De stem had van te dichtbij geklonken om van het strand te komen, maar ook daar was sowieso niemand te bekennen.
      Hij was net tot de conclusie gekomen dat hij het zich verbeeld moest hebben en wilde zich weer op de scène met de driekoppige hond richten, toen er opnieuw iemand sprak. “Je wilt me toch niet negeren?”
      Nu begon hij het enigszins griezelig te vinden. “Hallo?” vroeg hij hardop, al zag hij nog steeds geen levend wezen. Hij stond op van het bankje en liet zijn boek liggen om een stukje terug te lopen over de pier. “Is er hier iemand?”
      “Nee, loop nou niet weg.”
      Oliver stopte. Hij was zich er vrij zeker van dat dit niet zijn verbeelding was. “Wie is dat? Waar ben je?”
      “Mensen zijn altijd zo ongeduldig. Dat zijn twee vragen tegelijk. Welke moet ik nou als eerste beantwoorden?”
      “Waar ben je?” herhaalde Oliver. Hij voelde zich met de seconde meer en meer alsof hij in een van die verborgen camera programma’s terecht was gekomen.
      “Hier,” was het enige antwoord.
      Oliver zette een paar stappen terug omdat de stem daarvandaan leek te komen, maar er was nog steeds niemand in zicht.
      Er klonk een luide zucht. “Nee, hier. Hier beneden, in het water.”
      “In het water?” Dat was alleen nog maar meer bewijs dat hij voor de gek werd gehouden. “Maar het is september. Wie gaat er nu nog zwemmen in zee?”
      “Ik.”
      Oliver voelde zich nogal stom, maar hij liep toch naar de rand van de pier. Hij wist niet precies of hij verbijsterd was dat hij daar echt een watertrappelende, roodharige man in de zee aantrof, of gewoon opgelucht dat de stem toch geen hersenspinsel van hem bleek te zijn.
      “Mijn God, bevries je zo niet?” vroeg hij. Het leek erop dat de verbijstering overwon.
      “Nee hoor, ik ben wel gewend aan de temperatuur.”
      Oliver vond dat de man er toch vrij bleekjes uitzag. “Hoe lang ben je al in het water?”
      “Een tijdje. Mag ik je iets vragen?”
      “Natuurlijk.” Oliver hurkte bij de rand om de afstand tussen hen wat te verkleinen. Het water stond vrij hoog, dus kon het niet meer dan een meter zijn van de pier naar het wateroppervlak, maar alleen het hoofd en de schouders van de zwemmer waren zichtbaar. Oliver voelde zich een beetje vreemd terwijl hij op de onbekende neerkeek.
      “Zou ik je boek mogen lenen?”
      “Mijn… Mijn boek?”
      “Ja.”
      Oliver had geen idee wat hij voor vraag had verwacht, maar dit was het in ieder geval niet. “Waarom?”
      “Het ziet eruit als iets dat ik nog niet gelezen heb.”
      Dat leek Oliver sterk. “Het is Harry Potter.”
      De man grijnsde naar hem. “Geweldig! Klinkt goed.”
      “Maar iedereen heeft Harry Potter gelezen. Nou ja, iedereen die ooit vrijwillig boeken aan heeft geraakt, tenminste.”
      “Ik nog niet,” antwoordde de man simpelweg. “Mag ik het van je lenen?”
      Oliver was eventjes sprakeloos. “Eh, sorry. Ik leen normaal geen dingen uit aan onbekenden. Het is niet dat ik je niet vertrouw, maar…” Maar hij vertrouwde deze vreemde gast totaal niet.
      “Het spijt me, ik heb me natuurlijk nog niet voorgesteld. Dat is niet erg netjes van me. Ik ben Percival, maar de meeste mensen noemen me Percy.” Percy stak vrolijk zijn hand naar Oliver uit.
      Oliver staarde er even naar, maar ging toen op zijn knieën zitten om hem te schudden. Percy’s hand was lang niet zo koud als hij had verwacht, maar uiteraard wel nat. “Oliver.”
      “Leuk je te ontmoeten, Oliver. Nu zijn we geen vreemden meer. Mag ik nu je boek lenen?”
      Oliver kon nog steeds niet echt een touw vastknopen aan de situatie, maar hij begon een beetje medelijden te krijgen met de man. Hij scheen het boek erg graag te willen lenen, en eigenlijk was Oliver hoe dan ook van mening dat iedereen die Harry Potter nog niet gelezen had een groot gat in hun leven had. Dat soort mensen moesten dringend geholpen worden. Hij knikte. “Goed. Ik, eh, ik kan het je geven als je uit het water komt.”
      Percy keek verontschuldigend naar hem op. “Ik ben bang dat dat niet zal gaan.”
      “Waarom niet?”
      “Ik kan niet uit het water komen.”
      Oliver begon zijn besluit om deze gek te vertrouwen met zijn boek te heroverwegen. “Je kunt toch gewoon naar de kant toe zwemmen? Er is volgens mij ook een trappetje een stukje verderop langs de pier, als je niet zo ver kunt-”
      “Dat is niet echt het probleem, Oliver. Ik kan niet lopen.”
      “O.” Oliver voelde zich nogal schuldig, alsof hij iets verkeerd gezegd had. “O, sorry. Dat spijt me voor je.”
      “Dankje, dat is erg aardig.”
      “Wacht even,” zei Oliver, terwijl hij er wat beter over nadacht. Dit klopte van geen kanten. “Hoe komt het dat je dan wel kunt zwemmen? Je gebruikt je armen nauwelijks.”
      Percy lachte. “Dat klopt. Maar waarom zou je zulke onhandige dingen als armen gebruiken als je ook een staart hebt?”
      “Een… staart?” Het verborgen camera idee stak weer zijn hoofd op.
      “Ja.” Percy gebaarde naast zich, waar Oliver opeens iets boven het water uit zag steken dat leek op de achterkant van een erg grote, knalgroene vis. Het water was te woelig en te donker om meer dan een paar centimeter onder het oppervlak te kunnen kijken, dus Oliver had geen idee waar het vandaan kwam, maar hij vond het nogal beangstigend.
      “W- Wat is dat?”
      “Mijn staart. Dat zei ik toch net al? Poseidon, jullie mensen zijn soms echt heel traag.”
      “Je praat steeds over mensen alsof je er niet bij hoort,” merkte Oliver op. “Waarom doe je dat?”
      Percy rolde met zijn ogen. “Omdat ik er niet bij hoor, natuurlijk.”
      “Wat probeer je nou precies te zeggen? Dat je…” Half mens, half vis; er was eigenlijk maar een optie hier, maar Oliver kreeg het nauwelijks over zijn lippen. “Wat, dat je een zeemeermin bent?”
      “Zeemeerman, in feite, maar ik zal je die fout vergeven. Heel veel mensen begrijpen eerst niet dat er een verschil bestaat, want zeemeerminnen zijn nou eenmaal een stuk bekender bij jullie.”
      Oliver staarde Percy een paar seconden lang aan. “Dit is echt een slechte grap.”
      “Ik was me er niet van bewust dat ik een grap had gemaakt,” antwoordde Percy onschuldig. “Ik wil niet aandringen, Oliver, maar zou je me nu misschien dat boek kunnen geven? Ik moet zo weg.”
      Dit was te bizar voor woorden. “Oké, stel nou dat ik je zou geloven. Wat moet een zeemeermin - man, sorry - dan met een boek?”
      “Het lezen, natuurlijk,” zei Percy, alsof dat logisch hoorde te zijn.
      “Hebben jullie zelf geen boeken?”
      Percy keek hem nog steeds aan alsof hij gek was. Oliver vond dat niet helemaal eerlijk, want hij was tenslotte niet degene die had beweerd dat hij een mythisch half zeedier was. “Natuurlijk niet. Papier doet het niet zo goed onder water, ik dacht dat zelfs mensen dat wel wisten.”
      Oliver had genoeg gehoord. Met een ruk stond hij op. “Weet je wat? Je mag het hebben.” Hij greep het boek van het bankje waar hij het had achtergelaten en gooide het naar Percy, die het geschrokken ving en boven water hield. “Hier. Neem het maar mee, zeemeerman.”
      Percy glimlachte vriendelijk naar hem. “Dankje! Ik ben hier echt erg blij mee. Het is zeer aardig van je om me dit boek te geven.”
      Oliver knikte. Zijn vlaag van woede was voorbij en nu had hij vooral nog het gevoel dat hij ieder moment flauw zou kunnen vallen. “Geen probleem.”
      Percy zwaaide nog eens beleefd naar hem, draaide zich toen om en zwom weg op een snelheid die Oliver voor onmogelijk hield. Percy gebruikt zijn armen niet eens, zoals het boek dat hij voorzichtig boven zijn hoofd hield om het bij het water weg te houden bewees. Wat Oliver echter nog wel het meest verbijsterde, was het feit dat de enorme achterkant van een vis die Percy als zijn staart had betiteld achter de zwemmer aan leek te komen en in een regelmatig ritme aan het oppervlak verscheen en weer onder water dook, alsof…
      Alsof het echt een staart was. O shit.
      Oliver keek Percy na tot hij alleen nog maar een zwart stippeltje ergens onder de horizon was, dat af en toe aan het zicht werd onttrokken door de grijze golven. Toen slaakte hij een diepe zucht en begon de pier af te slenteren, op weg naar de dichtstbijzijnde psychiater of drankwinkel. Hij wist nog niet helemaal zeker welke van de twee het zou worden.

Reageer (5)

  • Butterflygirl

    Jouw slotzinnen zijn altijd echt GEWELDIG

    6 jaar geleden
  • Mundane

    Haha, zielige Oliver, hij denkt dat hij gek is geworden :')

    1 decennium geleden
  • Maheegan

    Lol x'D

    1 decennium geleden
  • Muze

    Hahah, arme Oliver is helemaal uit zijn doen

    1 decennium geleden
  • SPECS

    Oké dit is wel merkwaardig ja.XD En ja inderdaad medelijden met Oliver.=')

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen