Tegen beter weten in blijft mijn hart wanhopig vechten tegen mijn verstand. Het is maar dat mijn hart het niet wil opgeven, dat geen enkele poging een laatste mag zijn. Nee, mijn hart wil blijven kloppen. Mijn hartslag versnelt en ik voel mijn hart bonzen zoals het nog nooit eerder gedaan heeft. Ik houd mijn adem in, maar dat besef ik amper. Het gebeurt allemaal in een soort van roes, hoewel ik me van alles verdomd goed bewust ben. Ik ben niet in staat om hem aan te kijken, maar dat maakt dit voor hem misschien gemakkelijker. Zijn lippen bewegen, laten de woorden ontsnappen die mijn gedachten al nachtenlang gevangen houden en dat zeker en vast nog lang zullen doen. Het zijn de woorden die ik verwacht had, die ik liever niet wilde horen, maar waarvan ik wist dat ik ze ondanks hun vlijmscherpe klanken toch moest aanhoren. Tegen beter weten in vertraagt het kloppen van mijn hart, tot het uiteindelijk zijn normale ritme weer gevonden heeft. Ik zou zweren dat het even stilstond, maar dat verbeeldde ik me vast. Een moeizame zucht verlaat mijn mond en ik knipper een tweetal keer met mijn ogen om de prikkende tranen terug te dringen.

“Het spijt me.” Dat zijn de eerste woorden die zijn lippen verlaten, maar in deze context weet ik exact wat ze betekenen. Hij is te laf om de woorden om te vormen in ‘ik hou niet van jou’. Het zijn de ogen die het hem doen. Ogen kunnen niet liegen. En ik zie het aan die waterige diepblauwe ogen dat het hem toch wel zwaar valt. Spijtig genoeg kan ik daar niks mee aanvangen. Zijn woorden snijden door me heen en verdoven me tegelijkertijd. Misschien had ik het stiekem wel geweten dat dit zo zou eindigen. De goden zijn me nu eenmaal niet goed gezind als het om liefde gaat.
“Ik voel nu eenmaal niet hetzelfde.” Het blijft stil, want ik weet dat als ik praat ik mezelf zal verliezen. “Anna?” Maar deze keer laat ik me niet gaan. Deze keer ben ik sterk. Ik sta op en kijk neerbuigend op hem neer. Ik voel me niet grootser dan hem, maar dit is beter dan me nog kwetsbaarder opstellen. Een ezel stoot zich geen twee maal aan dezelfde steen. “Ik wil mijn brief terug”, zeg ik zo kil mogelijk. Het lijkt me beter dat ik die terugneem, ook al kan ik de woorden zelf niet terug in mijn pen laten vloeien. De grote afstand die plots merkbaar is tussen ons maakt me bang. Bang voor de toekomst van ons beiden.
Ietwat verdwaasd steekt hij het papiertje omhoog. Hij opent zijn mond om iets te zeggen, maar bedenkt zich dan. Niks kan deze situatie beter maken of de pijn verzachten. Het is wat het is en het is ook nog eens mijn schuld. Het zand onder mijn voeten kietelt naarmate ik me verplaats, weg van de plaats waar we het de afgelopen uren best gezellig hadden gehad. Totdat ik het over een andere boeg moest gooien. Ik moet stoppen met naar dat stemmetje in mijn hoofd te luisteren.

Ik loop weg van het strand, de zee en vooral van Benjamin en vraag me tussen het snikken door af hoe het komt dat mijn hart nog steeds klopt terwijl het gebroken is. Van nu af aan schrijf ik alleen maar brieven voor mezelf.

5/10/12

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen