Foto bij Hoofdstuk 14

Voor mijn ogen lag de elfenstad. Het lag in de rotsen maar er was geen dak. Het was een soort hele grote put, of een heel groot gat. Langs de rotswanden naar beneden waren allemaal huisjes gebouwd, er groeiden varens langs de wand en hier en daar kwamen watervallen naar beneden die leken op vloeibaar goud. Beneden me, op de bodem, stonden ook allemaal huisjes en prachtige bomen vol met bloesem. Er vlogen een paar vogeltjes voor me langs. Het was prachtig. We stonden op een soort richel waar de Grot uit kwam. Er waren meer openingen in de muren, en ik denk dat het ook allemaal van die oneindig lange gewelven waren. vanaf de richel waar wij op stonden boog er een pad naar rechts af dat langzaam naar beneden liep langs de rots wand. Ik zag een deel van ons karavaan al naar beneden lopen.
'Vind je het mooi?'
'Ik vind het ..... prachtig.' Ik had eigenlijk een ander woord gezocht, dit drukte niet uit wat ik hier zag. Ik keek omhoog en ik zag de de lucht in alle kleuren. De zon ging blijkbaar onder. Of op. Over de rand van de "put" vielen planten naar beneden. Ik had niet gemerkt dat mijn mond was opengevallen, maar ik was er ook niet echt verbaasd over.
'Kom mee, we raken de rest kwijt.'
Ron pakte mijn arm en leidde me zachtjes mee het pad op. Het pad was breed. En dat was maar goed ook, want anders was ik naar beneden gevallen. Ik kon niet ophouden met naar beneden en om me heen kijken. We kwamen over en bruggetje en ik stak mijn hand uit om het water dat via de rots naar beneden stroomde te voelen. Het liep tussen mijn vingers door en leek gewoon water.
'Hoe komt het dat het water tegen de rots aan goud lijkt?'
'De rotsen krijgen een gouden kleur als ze in contact komen met water.' zei Ron.
'Hoe kan dat?' fluisterde ik in mezelf terwijl ik mijn hand nogmaals in het water stak en de rotswand erachter aan raakte.
Ron haalde zijn schouders op 'Niemand weet het.'
We liepen door naar beneden. Ik zag honderden dingen, en toch was er iets wat niet klopte. Het was hier leeg. Prachtig, maar leeg. Er was helemaal niemand te zien. Geen enkele beweging behalve de vogels. De huizen waren verlaten en van dichtbij kon je zien dat ze al een tijdje leeg stonden. Het was vreemd.
Helemaal beneden kwamen we uit op een plein met een grote fontijn in het midden en bomen vol roze bloesem langs de zijkanten.
'Dit was vroeger de ontmoetingsplek van de stad.' Fluisterde Ron in mijn oor. 'Hier werden de markten gehouden en nieuwelingen ontvangen.'
Ik kon het me helemaal voorstellen. De stad leek het leven nog vast te houden, hoewel er niemand meer was om het te voeden.
'We blijven hier. Zeker voor vannacht. Er zal genoeg eten in de huizen liggen. We brengen de gewonden allemaal onder in het hoofdhuis.' She Wolf gebaarde met haar kop naar een groot huis tegen de rotswand. 'Vannavond eten we hier en bespreken we wat we verder gaan doen.' Hierna draaide zij zich om en liep iedereen een andere kant op. Liam kwam naast me staan.
'Kom, wij gaan eens even de huizen langs op eten.'
Ik keek hem aan 'Is dat geen stelen dan?'
'Deze stad staat al jaren leeg. Hier komt echt niemand meer hoor.' Liam keek me aan alsof ik gek was.
'En het eten dan? is dat dan nog wel goed?' Kaatste ik terug.
Hij grinnikte 'Het is een elfenstad Alice. Er is genoeg magisch voedsel dat niet oud wordt of betoverd is zodat het neit oud wordt. Kom mee.'
We liepen samen een straatje in. Langzaam liep het omhoog. Bij sommige huizen stonden de deuren open, alsof de mensen snel weg gegaan waren. Liam liep een van de huizen binnen. Ik bleef voor de deur staan. Het voelde niet goed om zomaar een huis binnen te gaan.
'Alice, waar blijf je nou? Ik kan echt neit alleen dit hele huis door zoeken hoor.'
Ik zuchtte. er zat niets anders op. Ik stapte over de drempel en een duizeligheid overviel me. Er kwamen beelden binnen van gezichten. Bange gezichten. Mensen leken in paniek. En opeens waren ze weer weg.
'Alice? Gaat het wel?'
'Eh.. ja hoor. Alles goed.' en ik kon een glimlach opbrengen.
'Kom op dan. Er moet vast wel iets zijn.' Liam liep een kamer in. Wat was dat net? Dat had ik nog nooit mee gemaakt. Ik zou wel te weinig gegeten hebben vandaag. En dat met te weinig slaap zorgde bijna zeker voor duizeligheid. Ik keek het huisje eens rond. Het was simpel. Er stond een tafel en er lagen een paar stoelen op de grond. In de hoek stond een bank. Ik liep een kamer in. De keuken. Alle kastjes stonden open. Leeg. In de hoek stond een kist met beddengoed. Zinloos voor ons dus. Ik liep weer naar de voorkamer. Liam kwam net de andere kamer uit lopen.
'Jij iets?'
Ik schudde mijn hoofd.
'Dacht ik al. Hier ook niet. En het lijkt me niet nodig om de slaapkamers te gaan controleren.' Hij liep voor me uit naar buiten. Een stukje verder stond weer een deur open en zo gingen we de hele straat af. De duizeligheid kwam niet terug. In een paar huizen vonden we iets eetbaars. Oude hompen brood en een paar stukken kaas die op de een of andere manier niet beschimmeld waren. We liepen terug naar het plein. Ron zat daar met Helena in een hoek. Hij sprong op toen hij ons zag.
'He, he.. daar zijn ze dan. Liam, kun jij even op Helena letten. Ze doet je niets. Wij moeten namelijk misschien even op zoek naar een nieuwe jurk voor jou.' Zei hij met een blik op mijn jurk. Ik keek naar beneden. De onderkant vanmijn jurk was helemaal gerafelt en waar de rok vast had gezeten zat een grote scheur. Ook op mijn armen zaten een aantal scheuren.
'Misschien is dat een goed idee.' Gaf ik toe.
'Ik weet wel waar we er een kunnen vinden. Tot zo Liam.'
Ik liep achter Ron aan. Hij ging een straatje in en sloeg daarna nog een keer af zodat we naar boven liepen. Dit paadje was een stuk moeilijker om te lopen dan die waarmee we naar beneden gekomen waren. Hij was smaller en hier en daar waren er stukken naar beneden gevallen waardoor je dicht tegen de rotswand aan moest lopen.
'Waar gaan we heen?' vroeg ik hijgend.
'Kijk zo maar. We zijn er bijna.'
Ik had geen zin om door te zeuren. We gingen een bochtje om en voor me stond een groot huis tegen de rots aan geplakt. Hij zweefde en er liep zo'n gouden watervalletje langs. Ron liep gelijk door naar de deur en deed hem open.
'Dit was de rijkste familie hier. Ze hadden een dochter. Er moet vast nog wel ergens een jurk van haar liggen.'
'Hoe weet je dat?'
'Ze kwamen aardig vaak op het hof. Maar ze verdwenen. Net zoals alle andere elfen uit deze stad.'
Toen ik de drempel over stapte sloeg de duizeligheid weer toe. Erger dan de vorige keer. Een aardig knap meisje rende voor mijn ogen naar buiten. Ze hield een jongetje met donker haar tegen zich aan gedrukt en keek ontzettend bang. Na haar kwam er nog een vrouw. Ze renden naar buiten en bogen naar links af. Het beeld vervaagde.
'Alice. Alice! Wat gebeurt er? Gaat het wel met je?' Ik zat op mijn knieen op de grond.
'Ik geloof het wel.'
'Jezus, je liet me schrikken. Wat gebeurde er?'
'Ik werd een beetje duizelig. Ik denk dat ik te weinig gegeten heb vandaag.' Ik schonk hem een waterig glimlachje.
'Zeker weten?'
'Ja.'
'Oke dan. Kom op, het is aan het eind van de gang.' Ron liep vooruit. Ik keek om. Ik wist wel beter. Dit was geen gewone duizeligheid. Ik keek nog eens goed naar de uitgang. Het was precies hetzelfde beeld als ik net had gezien toen ik duizelig was. Alleen ging het pad eerst rechtdoor en boog dan naar rechts. Vreemd.
'Alice! kom je nog.'
'Ja!' Ik rende naar het eind van de gang en ik stapte een meisjes kamer binenn. Roze gordijnen, maar niet van dat verschrikkelijke roze. en een groot hemelbed. De deuren naar het balkon stonden open en de gordijnen waaiden naar binnen.
'Hier zijn haar jurken. Kies maar uit.' Ik liep naar de kist waar Ron stond. Hij lag vol opgevouwen lappen stof. Ik haalde er een uit en hij ontvouwde zich tot een prachtige jurk.
'Dat lijkt me nou niet echt practisch. Ik ga even kijken voor eten. Pas er maar een en laat dan maar zien.' Hij knipoogde toen hij weg liep.
Ik liet mijn hand over de opgevouwen stoffen glijden. Een dieprode stof trok mijn aandacht. Ik pakte hem er uit en ik hield mijn adem in. Het was een prachtige jurk. dieprood met een lage hals en hij glansde licht. Er zat een sleep aan. Dit was veel te onpractisch maar ik kon het niet laten om hem naast me neer te leggen. Alleen passen. Ik vond een ruwere groene stof onderin de kist. Het was een simpele jurk. Goed genoeg. Eigenlijk nog steeds iets te mooi, maar oke. Ik legde de rode jurk ook over mijn arm en liep naar het kamer scherm. Ik trok mijn lompen uit en liet de zachte rode stof over mijn hoofd glijden. Hij zat heerlijk en precies goed. Ik stapte achter het kamerscherm vandaan en keek in de spiegel. De hals was laag, maar niet te laag. Mijn huid werd er bleker door en mijn ogen kwamen er prachtig door uit. Ik draaide me om om de achterkant te bekijken toen ik weer duizelig werd. Het meisje lag op haar bed. Er kwam een man binnen. 'Kom, ik wi je even dit laten zien.' en hij liep naar het balkon. Hij deed de deuren open en zijn kwam naast hem staan. 'Ze zullen zo komen. Ik wil dat je het pad naar links neemt met je broertje en naar de grotten gaat..' 'maar pappa!' 'Nee. Niet maar. Je moeder en ik zullen ze even bezig houden, maar het kan niet lang. Doe wat ik van je vraag.' er stonden tranen in de ogen van het meisje. Ze knikte. 'Kom nu dan. Ik hoor ze al komen.' De duizeligheid was weer over en ik liep naar het balkon. voorzichtig keek ik naar beneden. Daar liep een pad. Heel vaag. Er kwam weer een lichte duizeligheid over me heen en ik zag het meisje dat ik uit de deur had zien rennen met het jongentje dat dus haar broertje was over het pad beneden mij rennen. Toen waren ze weer weg.

Reageer (1)

  • Matsumoto

    Kan ze dingen zien die in het verleden gebeurd zijn ofzo?
    Ik hou van dit verhaal(H)

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen