Foto bij 10 Clove

"Zeg, welke kant ging ze dan op, donjuan?" vroeg Cato.
"Die kant," antwoordde Peeta vastbesloten. Hij had de bijnaam 'donjuan' gekregen, eigenlijk zonder dat iemand het voorstelde. Cato zei het een keer, en Peeta begreep gelijk dat ze hem bedoelden. Hij had tenslotte tijdens de interviews een liefdesverklaring tegenover Katniss afgelegd. Hij was wel zo slim om het niet te negeren, en zich eigenlijk gewoon te laten vernederen. Hij wist dondersgoed dat hij zich niet echt populair had gemaakt bij ons sinds de interviews, en begreep ook dat Cato maar één beweging met zijn zwaard hoefde te maken om hem af te maken. Hij had hem heus wel gezien in het trainingscentrum. We liepen de kant op die hij aanwees, en sjokten verder. We kwamen uiteindelijk weer bij de hoorn terecht.
"Peeta?" vroeg ik met mijn kaken op elkaar. Hij keek me onschuldig aan.
"Ook Katniss verplaatst zich door de arena. Zij blijft ook niet steevast op één plek zitten. We kunnen zoeken wat we willen, maar zelfs als we de hele arena uitkammen is er nog de kans dat we haar mislopen. Ik kan alleen maar zeggen welke kant ze ongeveer uitgaat, maar ik kan geen gedachten lezen," antwoordde hij. Daar had hij een punt. Misschien wist hij wel hoe Katniss aan die elf kwam. Zolang hij nuttig was, kon hij blijven. Werd hij vervelend en konden we hem nergens meer voor gebruiken, keek ik Cato even lief aan.
"Zullen we de hoorn leeghalen?" stelde Marvel voor. Ik knikte. Goed idee. We liepen met vijf man richting de hoorn, tot ik in de hoorn geschuifel hoorde. Ik hield halt en waarschuwde de rest. Het kon gewoon een tribuut zijn, maar ook één of andere mutilant. Je wist het nooit in de arena. Sterker nog, de Spelmakers konden je met één simpele druk op de knop vermoorden. Af en toe, als de Spelen te saai werden en de Capitool-inwoners zich begonnen te vervelen, vermoordden ze weer eens een tribuut.
Ik liep met een mes in de aanslag de hoorn in, en het was dus toch het eerste; de jongen uit 3. Ik stond op het punt het mes in zijn hoofd te gooien toen hij zich omdraaide.
"Stop!" riep hij in paniek. "Ik kan jullie helpen!" Ik lachte.
"Dus we zouden een verbond met jou moeten sluiten? En waarom dan wel, als ik vragen mag?" De jongen trilde als een rietje, van de adrenaline die door zijn lijf gierde. Hij wist dat als wij het aanbod afslagen, hij dood was.
"Ik.... Ik kan.... Ik kan de voorraden bewaken! Ik kan de mijnen weer activeren, als ik er een beetje aan pruts! Dan zijn de voorraden altijd bewaakt, zelf als er niemand is!" Ik twijfelde over dit aanbod. Het klonk goed, en, natuurlijk, de jongen kwam uit 3, het district van de fabrieken en explosieven. Ik keek Cato, Marvel en Glimmer aan, en ze knikten. Peeta was niet belangrijk, die had niks te zeggen.
"Oke, je krijgt een kans. Maar als je het verprutst, ben je dood," zei ik. Raar eigenlijk. Vroeger als je op school boos op elkaar was, riep je dat ook tegen elkaar; 'doe dat nog één keer en je bent dood', gewoon als bedreiging. Maar nu was het menens, we zouden hem echt vermoorden als hij het verprutste. Maar hij kreeg een kans. Eén kans. De jongen keek dankbaar, ook al wist hij dat dit alleen betekende dat zijn dood uitgesteld was. Tenzij hij weg wist te komen, maar dan nog zouden we hem wel vinden. Maar zo keek hij niet. Hij keek alsof het een hele eer was. Hij mocht met de grote jongens mee. En de meisjes natuurlijk.
"Nou, ik zou zeggen, ga je gang," zei ik. De jongen knikte haastig, en liep naar de voetstukken waar we het begin van de Spelen op stonden. Hij bestudeerde de mijnen, keek of het wel kon wat hij wilde. Kon het niet, had hij een probleem. Ik vroeg me af hoe de jongen heette. Het was natuurlijk niet belangrijk, maar ik was wel nieuwsgierig en ik werd er een beetje moe van hem de hele tijd 'de jongen' te noemen. Hij kwam blij overeind.
"Het kan, geen probleem. Beetje prutsen, en het is zo voor elkaar," zei hij.
"Wat is je naam?" vroeg ik achteloos. Zo achteloos als lukte met een brandende nieuwsgierigheid.
"Ian, en jullie?" Ik stelde mezelf, Cato, Marvel, Glimmer, en Peeta voor.
"Geen tributen uit 4 deze Spelen?" vroeg Ian.
"Nee, de jongen was én te jong, en omgekomen bij het bloedbad. Het meisje probeerde Cato te vermoorden, en maakte zichzelf daarbij niet echt populair. We hebben haar later gevonden en afgemaakt," antwoordde ik. Hij had wel gelijk, normaal bestond de beroepstroep uit de tributen uit 1, 2 en 4. Nu bestond de troep uit 1, 2, 3 en 12. Ik bedacht me dat dit nog wel eens hele bijzondere Spelen konden worden.
"Misschien kunnen we het beste eerst alle spullen uit de Hoorn opstapelen zodat we overal bij kunnen, voor ik de mijnen weer activeer. Anders is de kans te groot dat je er tijdens het zeulen eentje over het hoofd ziet, en dan ben je én je voorraden én je leven kwijt," opperde Ian. Dat was een goed idee. We liepen naar de Hoorn en bekeken alle spullen. Op een aantal koffers en wapens zat bloed. Ik vond een lap stof en liep naar het meer naast de Hoorn, die gelijk onze waterbron zou worden. Ik dompelde de lap onder en doorweekte hem, om er vervolgens de bebloede spullen mee schoon te vegen. Ondertussen waren Cato en Peeta de zwaarste dingen naar het aangewezen stuk veld aan het zeulen. Peeta had niet overdreven, hij was echt uitzonderlijk sterk. Onderop kwamen de koffers die we eigenlijk niet zouden gaan gebruiken, met de grootse wapens en tenten erin. We lieten één grote tent buiten de stapel, die ik en Glimmer op gingen zetten. Daar bovenop kwamen de kleinere koffers met dingen erin zoals nieuwe lemmeten, en andere dingen om kapotte wapens mee te repareren of vervangen. Daar weer bovenop kwamen de voedselvoorraden. Er lag echt van alles in de Hoorn, hele broden, liters water, zelf sinaasappelsap hadden ze er neer gelegd. Er lag ook ontzettend veel fruit, dat we in zakken stopten en aan de kratten hingen zodat we daar in ieder geval elk moment bij konden. Naast het verse voedsel lagen er ook kilo?s aan gedroogd fruit, vlees, groentes en noem maar op. Ik had al snel door dat we de eerste dagen heerlijk zouden eten, en daarna was het gebeurd. Gedroogd eten bleef natuurlijk veel langer goed, terwijl alles wat vers was binnen een paar dagen zou bederven. De wapens die aan de muur hingen in de Hoorn lieten we gewoon hangen, we hadden toch al genoeg in de stapel liggen. Nu alles op de goede manier was neer gezet, en de tent stond, begon de jongen aan de mijnen te prutsen. Na twee uur was hij klaar, en het veld zag eruit alsof er een enorme mol doorheen had gegraven. Overal was de grond omgespit, op bepaalde plekken lagen er grote hopen aarde. In een aantal van die hopen zaten mijnen, in een aantal zat niks. Gewoon om de mensen te misleiden. Ook zaten er een aantal mijnen gewoon onder de grond, zonder een hoop aarde eroverheen. Die punten had Ian aangegeven met dingen zoals stenen en soms een mes dat een klein stukje boven de grond uitstak. Hij keek tevreden naar zijn werk.
"Maar als er nou iemand op die mijnen gaat staan, zijn wij onze voorraden dan niet kwijt?" vroeg ik. "Ik bedoel, ontploffen dan niet alle mijnen?"
"Nee, daar heb ik rekening mee gehouden. De mijnen liggen net ver genoeg uit elkaar om geen kettingreactie te veroorzaken. Alleen als er meer als zes mijnen tegelijk worden geactiveerd, ontploffen ze wel allemaal," antwoordde hij.
"Ja, maar als er nou iemand ontploft, en dat lijk stort neer op zes mijnen tegelijk?"
"Dan moet dat lijk minstens vier meter lang en vier meter breed zijn, en ik heb geen enkele tribuut gezien die aan die eisen voldoet." Daar had Ian een punt. Hij pakte een steen ter grootte van een aardappel op.
"Eens even kijken of ze het doen. Achteruit." We gingen op meer als vijftien meter afstand staan, en hielden onze handen over onze oren gedrukt. Ian zwaaide zijn arm naar achter en de steen vloog weg. Hij rende naar ons toe, draaide zich om en drukte zijn handen over zijn oren. De steen kwam midden in een hoopje aarde terecht, die nog voordat de steen een afdruk kon achterlaten de lucht in vloog, terwijl er een ongelooflijke knal klonk. Na de knal was het stil, de rest van de mijnen lag nog keurig onaangeroerd op de plaats waar Ian ze weer in de grond had gestopt. En hij had niet overdreven. Dit was een prima systeem. Dit zou de tributen leren om onze voorraden te jatten. Maar iets in Cato?s gezicht vertelde me dat er iets niet klopte, dat hij een fout had ontdekt, maar niet wist was. En ik vroeg me af hoe lang de jongen zou overleven in deze arena. Mijn voorgevoel zei dat dat niet zo heel lang meer was. En meestal had dat voorgevoel gelijk.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen