1 Clove
Mijn vader keek me aan en lachte. "Jij? Laat me niet lachen," hoonde hij.
"Hoezo niet? Je hebt wel vertrouwen in Vic, maar niet in mij?" vroeg ik. Vic was mijn oudere broer, en trainde al jaren voor de Hongerspelen. Hij zou zich volgend jaar, zijn laatste jaar, aanbieden als vrijwilliger.
"Ja, dat klopt," antwoordde hij.
"Waarom?" Hij keek me aan en lachte opnieuw. Ik voelde me gekwetst.
"Jij bent een meísje," spotte hij. Ja. Inderdaad. Maar dat had je niet moeten zeggen, paps.
"Nou en?! Wat maakt dat uit? Ik kan het ook wel! Ik ga me aanbieden als vrijwilliger voor de Hongerspelen!" schreeuwde ik. Mijn vader begon nog harder te lachen. Hij lachte me gewoon uit. Ik greep een mes van tafel en smeet dat naar zijn hoofd. Het bleef trillend in een noest van het hout aan de muur steken. Precies mijn doelwit. "Zie je nou wel dat ik het kan!" riep ik, en rende het huis uit. Weg, weg van die tiran. Ik had mijn vader nooit gemogen. En tot overmaat van ramp was mijn moeder twee jaar geleden overleden. Toen ben ik uit woede en verdriet met messen gaan gooien. En ik had talent. Na minder dan twee maanden raakte ik negen van de tien keer doel. En vorige week, anderhalve week voor de boete, was het idee bij me binnengeslopen. Zou ik sterk genoeg zijn om de Hongerspelen te winnen? En nu wist ik het zeker. Ik ging meedoen. Als ik zou winnen, had ik mijn vader wat bewezen, en kon ik weg. Ik zou er voor zorgen dat hij niet in de winaarswijk zou komen. Als ik doodging -de kans was klein, maar wel aanwezig- zou ik in ieder geval van zijn tirannie af zijn. Ik stopte met rennen en ging op een grote steen zitten. Het was al in de avond maar nog volop licht. In de verte zag ik een gestalte aankomen. Toen de gestalte nog twintig meter van mij verwijderd was, herkende ik het gezicht.
"Cato!" Ik rende op hem af. Cato was mijn vriendje. Ik wilde hem vertellen over mijn plan om me aan te bieden als vrijwilliger, maar hield me nog net op tijd in. Hij zou me nooit laten gaan. Hij was een jaar ouder als ik, en kwam dus ook nog in aanmerking voor de Hongerspelen. In plaats daarvan zette ik een glimlach op, en daarna een pruilgezicht.
"Wat is er, weer ruzie thuis?" vroeg hij. Ik knikte. Dat was geen nieuws meer, vooral niet voor hem.
"Blijf dan vanavond en vannacht bij mij. Dan zien we morgen wel verder," bood hij aan. "En overmorgen is de boete," voegde hij eraan toe, zijn gezicht opeens bezorgd. Ik zuchtte zacht. Gelukkig had ik hem niks verteld.
"Ben je moe? Kom, dan gaan we naar huis," hij zag mijn zucht als een teken van vermoeidheid. Ik pakte dankbaar zijn hand en liep met hem mee, naar zijn huis. Sinds vanmorgen weer een dag dichter bij de boete. En hij had geen idee. ik gaf hem medelijdend een kus op zijn wang. Even voelde ik een steek van pijn en twijfelde ik. Maar ik zette dat gevoel opzij en vastbesloten om me aan te bieden als vrijwilligster, liep ik met hem mee, de avond tegemoet.
Reageer (2)
super orgineel
1 decennium geledenik vind het een leuk idee om uit het zicht van clove te schrijven iedereen kent de hunger games uit het zicht van katnis maar dit word ook nog leuk dus ik lees verder
1 decennium geleden