Voor ik het wist had ik de deur van mijn auto dichtgeslagen. Mijn gezicht was betraand en ik wist dat ik mentaal en lichamelijk niet capabel was om achter het stuur te zitten, maar ik nam het risico. Of ik nu zou sterven of binnen een paar maanden, erg veel maakte het niet uit. Zonder de veiligheidsgordel om te doen, stopte ik de sleutel in het contact en startte de motor. Nog voor Joa in de deuropening verscheen was ik al half gedraaid. Ik nam niet eens de tijd om de gps in te stellen, ik had maar één doel en dat was zo snel mogelijk weg van deze plaats zien te komen. Hij begon te lopen. In plaats van op het gaspedaal te drukken, remde ik waardoor hij bijna op mijn auto belandde. Nog een laatste keer keken we elkaar in ogen. Ik zag de pijn en wanhoop in zijn ogen en het voelde goed. Ik had jarenlang alleen geleden, nu was het zijn beurt. Hij wierp me een handkusje toe. Dat was de druppel. Ik begon te rillen en te snikken dat ik, hoe onverantwoord het was, zo hard als ik maar kon op het gaspedaal duwde. Ik wist dat we nooit afscheid hadden mogen nemen van elkaar.
Het duurde een hele tijd voordat ik mijn lichaam een beetje onder controle kreeg. De tranen bleven onbewust vloeien, maar ik concentreerde me op de weg. Ik was dan ook blij toen ik de snelweg opreed. Ik zette de radio open en versnelde opnieuw. Het zou een nog veel langere rit naar huis worden dan dat ik had gedacht.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen