H49
Hopelijk vonden jullie het wat! C':
‘Waar is mijn vader?’ mompel ik vragend.
‘Als hij ons kwam… bezoeken… kwam hij altijd van die kant.’ Sisja wijst naar rechts van het vuur en daarmee bevestigd ze mijn gevoelens. Mijn hart wil daar ook heen. Zou Metsa daar zijn? Nee. Dat kan niet.
‘Oké, die kant op dan.’ Ik ga Cecile en Sisja voor door de struiken.
‘Waar zijn Aryen, Diamantar, Blueä en mijn Nitor eigenlijk?’ vraagt Cecile. ‘We kunnen hun hulp wel gebruiken.’
‘Ze zijn veilig,’ zeg ik.
‘Je hebt ze achtergelaten?’ vraagt Cecile ongelovig.
‘Jup.’
‘Goed zo,’ zegt Sisja, ’minder doden.’
‘Wát? Maar wij dan? Ik bedoel, ik kan wel wat hulp gebruiken. Ten eerste weet ik echt niet wat ik moet doen om je vader te verslaan… Ik heb echt geen flauw idee!’ zegt Cecile. Ze klinkt hysterisch, en daardoor heb ik zin om haar een klap op haar achterhoofd te geven. Sisja is me al voor.
‘Au!’ mompelt Cecile beschaamd terwijl ze over haar achterhoofd wrijft.
‘Rustig maar, het doet minder pijn dan je oog, dus niet klagen,’ zegt Sisja gemeen.
‘Niet ruzie maken, ik heb wel een plan.’
‘Écht? Ik dacht dat Aryen daarvoor was! Vertel!’ zegt Cecile vol hoop. Zo jammer dat ik haar straks moet teleurstellen.
‘Nou… ik had een stappenplan. Ik heb jou al, dus één punt heb ik al volbracht. Het tweede was mijn vader vinden zonder dood te gaan. En het derde is hem verslaan.’ Ik kan gewoon horen hoe ze de hoop opgeven, en dat terwijl ze achter me lopen.
‘Wat ik wel weet is hoe je mijn vader moet verslaan. Cecile? Je kan toch een beetje oude taal?’ vraag ik.
‘Ja…’ Ik hoor gewoon het vraagteken in die zin.
‘Nou… het is de bedoeling dat je zijn magie tegen hem gebruikt, dat je het terugketst naar hem.’
‘En hoe doe ik dat?’ vraagt Cecile, met al wat meer hoop in haar stem.
‘Daar zal je zelf achter moeten komen.’ Het hoopniveau daalt weer.
‘O,’ mompelt Sisja tegelijk met Cecile.
‘En nu stil, ik hoor iets,’ mompel ik. Meteen gaat het gesprek over in een enorme stilte. Eigenlijk zei ik dat alleen maar voor de stilte, maar nu hoor ik echt iets.
‘AAAH! Laat me gaan! MONSTER!’ gilt een vrouw. We zijn bij een bepaald punt in mijn nachtmerrie gekomen. Mijn moeder.
‘Is dat…?’ fluistert Sisja in mijn oor.
‘Ja… dat is haar,’ mompel ik verdrietig. Ook al ken ik haar niet heel goed en heb ik haar maar één keer ontmoet, het doet toch pijn om haar zo te horen schreeuwen. Waarom heb ik zo’n zin om mijn handen voor mijn oren te slaan? Waar is dat nou voor nodig? Het lijkt hetzelfde als toen ik niet kon stoppen met in de verdwenen ogen van Cecile en Sisja te kijken. En dat trekkende gevoel…
‘We moeten doorgaan,’ zegt Sisja.
‘Ja,’ mompelt Cecile, ook al weet ik best dat ze weg wil. Ver weg. Ik wil dat ook.
Ik veeg een paar struiken uit mijn gezichtsveld en ik kijk tussen de kier die ik heb gemaakt door. Ik zie een open plek met een enorme rots. Op de rots ligt een vrouw. Een mooie elvenvrouw. Mijn moeder. Ik herken haar nog van de vorige keer. Lang, wit haar glijdt langs haar hoofd naar beneden en strijkt langs de rots.
‘Ze lijkt op je,’ zegt Cecile op een trieste toon.
‘Dankje…’ mompel ik. Ik zie achter haar mijn vader staan. Ik schrik toch wel van hoe hij eruit ziet. Donkerrood haar langs zijn gezicht, bloedrode ogen, zwarte wallen… En zijn kleding… Als hij dat vroeger toen ik nog bij hem woonde ook had gedragen… Het is rood met een grote cape. Alles aan hem is rood, behalve de cape. Die heeft een zwarte capuchon.
Reageer (2)
wat heeft haar vader met haar moeder gedaan?
1 decennium geledenJeej lekker 2 hoofdstukje . Snel verder
1 decennium geleden