0.1
‘NICK, KOM TERUG!’ roept Helena geschrokken als ik de kamer uit ren. Ik ren de deur uit de gietende regen in met het beeld van een vreemdgaande Helena nog op mijn netvlies gebrand. Hoe kon ze dit doen? Na alles wat we hebben meegemaakt? Na alles wat ik haar heb gegeven? Mijn liefde en vertrouwen. Álles! Hoe kon ze het doen? Zonder dat ik het door heb kom ik aan in het park. Waar alles begonnen is. Een herinnering schiet door me heen als ik naar het bankje kijk waar ik Helena heb ontmoet. Waar ik haar heb gevraagd mijn vriendin. Waar het voor het eerst zoenden. Waar we altijd zaten als we alleen wilden zijn. Ons plekje. Met een zucht plof ik erop neer en sluit mijn ogen. Ik wrijf wat water uit mijn ogen en open ze dan weer om ze weer vol te laten lopen door de regen. Ik staar over het meer, dat amper te zien is door de dichte regen. Ik draai mijn hoofd eens naar rechts en zie verderop de schim van een meisje staan. Ik blijf kijken en sta op. Ze kijkt naar me. Dat zie ik. Maar ik kan d’r gezicht niet zien en weet dat ze net zo doorweekt moet zijn als mij. Ik wil naar haar toe lopen, maar mijn benen laten het niet toe. Ik wil naar haar roepen wie ze is, maar mijn stem werkt niet mee. Ze doet een paar stappen vooruit en haar felblauwe ogen worden door de regen zichtbaar. Een paar zwarte plukken haar plakken aan haar gezicht en een vage glimlach speelt om haar lippen. Mijn hart lijkt een tel over te slaan als ik me bedenkt haar eerder te hebben gezien. Wanneer ik Helena ontmoette. In hetzelfde weer en ook toen het uitging met mijn vorige vriendin. Ze was er en toen ze weer weg liep kwam Helena eraan. Ze knalde tegen me aan op weg naar huis en ik was het meisje meteen vergeten, maar nu weet ik het weer. Haar zuivere stem galmt nog altijd na in mijn hoofd. ‘het komt wel goed. Dat beloof ik je’ zegt ze weer. Haar lippen bewegen bijna niet, maar ik weet dat de woorden uit haar mond komen. ‘maar…’ weet ik eruit te persen en de glimlach op haar gezicht wordt iets breder. Ze kijkt me nog even aan en draait zich dan om. Ze loopt weg en verdwijnt langzaam in de dichte regen. De drang om haar te achtervolgen wordt groter, maar ik kan het niet. Mijn benen kunnen met niet meer dragen en ik laat me op de grond vallen. Waarom ik?
Reageer (1)
Zo mooi
1 decennium geleden