#1
de man stond naast zijn zwarte paard voor het kasteel van de koning. hij klopte zijn paard op de nek en ging op hem zitten toen hij de poort langzaam open zach gaan. hij was erg verbaast toen hij de koning zelf naar buiten zag komen. hij droeg een rode doek met iets erin. toen de man dichter naar de koning toe reed zag hij dat er een klein kindje in lag. neem het naar het bos gooi het in de het veboden meer. zie de koning. waarom? vroeg de man. stomeling, dit is kira, het wolfekind. er was toch ooit vertelt dat er een kind zou worden geboren dat een band heeft met wolfen en ook met een wolf bevriend word! zie de koning. o ja die ik was het bbijna vergeten. de man pakte ruw het kindje en reed snel naar het bos. de man nam een dutje toen ze halverwegen het bos waren. drie mannen keken naar de man. ze zaten iets verder en dicht bij het bos. ze zaten achter een paar stenen toe te kijken. wat doet hij met dat kindje? vroeg een van de mannen. het zou me niet verbazen als hij het mee zou nemen naar het bos maar waarom? zei de andere. opeens keken de drie mannen elkaar aan. het wolfenkind. zeiden ze beide tegelijk.
de koning keek opnieuw op de torenklok. het was al half 9 in de avond toen de koning voor de honderdste keer op de klok keek. opeens kwam zijn vrouw naar buiten. kom je moet slapen, morgen zal hij er vast wel zijn. ze liep weer naar binnen. als dat waar was........... deze woorden galmde door zijn hoofd. hij schuden met zijn hoofd en liep daarna zijn huis binnen. toen de koning in zijn bed kroop viel hij meteen in slaap. als dat waar was, als dat waar was... nog steeds zaten de woorden in zijn hoofd. later die nacht schrok de koning waker door luid geroep. hij klede zich aan en liep naar buiten, de donkere nacht in. toen de koning bij de poort aan kwam en hem open deed stond daar de man van van morgen. maar de man was niet terug gekomen als dat hij was vertroken. zijn kleren waren helemaal afgescheurd en hij had een paar grote sneeën in zijn arm en been. drie mannen, drie mannen. zie de man heigend.
die man was als een muis in een val toen we hem aanvielen. zei een van de drie mannen. hij hield het kindje in zijn armen. hoe zou ze heete? vroeg de man die naast de eerste man stond. dom oor, kira natuurlijk. weet je de legende niet ofzo. antwoorde de laatse man. zeg, emerald, wat moeten we met haar doen? vroeg de eerste man die topaas heete. de man die emerald heete reageerde niet met woorden maar wijzde naar een huisje dat iets verderop stond. de drie mannen liepen naar het huisje en klopte aan. een man van 20 of 30 jaar oud deed open. eh, hallo. ik ben max, ken ik jullie? vroeg de man krabbend op zijn hoofd. nee, maar als u plaats heeft voor dit kindje zullen wij u heel dankbaar zijn. zij topaas.
de man zat achter een tafel van de koning en staarde naar een nootje dat op de tafel lag. vergeef mij sire. zie hij zonder naar de koning te kijken. ik kreeg het niet voor mekaar, die 3 mannen waren te sterk. ach het is niet zo erg, ze zullen toch wel denken dat ze van het kind af kunnen terwijl dat onmogelijk is. antwoorde de koning. tenzei ze het aan max geven maar die zou het toch niet aan nemen. vervolgde de koning zijn zin. Als ik de kans krijg zal ik ze vermoorden. Zei de man.
Max staarde recht in de ogen van kira, het wolvenkind, had hij begrepen. De drie mannen keken max vragend aan. Ik zal haar nemen. Zei max. Ach god en max bedankt. Zei een van de mannen die diamant heette. Ik heb eigenlijk al 2 kinderen maar ik zal wel voor kira zorgen. Zei max. Ik zal ervoor zorgen dat die gemene koning haar niet kan vermoorden. Goed, dan gaan wij nu naar nigella. Zei emerald. Je bedoeld toch niet de heks nigella en haar kinderen. Schreeuwden max. Ja, we gaan haar proberen haar te doden zodat ze de koning niet kan helpen met zijn gemenen plan. We moeten het proberen. Zei topaas.
Reageer (1)
Ik heb het laatste stuk op mijn broers ipod geschreven:P
1 decennium geleden