Hoofdstuk III: 2] Reuzen in bootjes
Mr.Letterchirp en Gideon gaven elkaar likjes, waarbij Amber met een verafschuwde blik toekeek. Met zen vieren keken ze naar het grote meer waar de trein langs reed in de blauwe avondlucht. Ze hadden drie uur op de trein gezeten en het begon al lichtjes donker te worden. Het geroezemoes in de trein werd een tikkeltje luider en de sfeer van opwinding hing in de lucht. Albus had een glimlach die onmogelijke zijn spanning kon verbergen. Hij was niet de enige, ook Amber en Mona hadden kriebels in hun buik bij de gedachte dat dit hun eerste nacht werd in Zweinstein. Scorpius had de hele tijd recht uit het raam gestaard. Zelfs toen de snoepwagen langs hun coupé vooruit geduwd werd, moest hij niets hebben. Mona had twee Chocolade kikkers gekocht, puur voor de kaarten later aan haar meter te geven. En Albus kocht een zakje smekkies in alle smaken die hij deelde met Amber omdat die geen geld mee had genomen. “Wil je een smekkie?” “Nee, bedankt.” Had het geklonken en daarna had hij weer verder gestaard.
De trein kwam langzaam tot stilstand. Iedereen in de coupé stond op en wou tegelijk de deur uit. Maar zelfs als er maar eentje uit wou, de gang stond al propvol kinderen in uniforms, en Alle vier hadden ze moeten wachten tot de gang leeg was. Albus straalde van geluk toen hij uit de trein stapte en daar de harige, reusachtige Hagrid zag staan met een lantaarn. Hij liep haastig naar heb toe en begroette hem. “Meneer Hagrid! Mijn naam is Albus, mijn vader heeft me alles over u verteld!” En hij deed alsof de half-reus een beroemdheid was. “Kijk is aan, de kleine puppy’s van’t eerste jaar zijn gearriveerd. Mijn naam is Rebeus Hagrid, en ‘k ben Jachtopziener, sleutelbewaarder, terreinknecht en leraar Verzorging van Fabeldieren op Zweinstein. Da’s een mond vol, niet?” Sprak de woest uitziende man. De kinderen keken hem met grote ogen aan en allen waren ze ervan verbaasd hoe groot Hagrid wel niet was, buiten Albus natuurlijk. Hagrid wees met zijn enorme handen die bedekt waren met nog grotere leren handschoenen, het kasteel aan dat aan de andere kant van de vijver lag. “Gulder hebt vast die bootje hier al gezien, die gaan we gebruiken om aan de overkant te geraken!” Sprak hij luidkeels. “Volg mij maar, kinders.”En alle kinderen volgden hem dan ook. Mona vond het nu al fantastisch. De eerste leerkracht die ze tegenkwam was een half-reus met een geweldig accent. Ze moest zich in houden om niet te huppelen. “Twee kinders per bootje. Ik kom alle bootje controleren dus maak het uzelf makkelijker door direct al me zen tweeën te zitten.” Waarschuwde hij de ‘kinders’ met een stem die klonk als een beer. Een lieve, schattige beer.
Mona probeerde door de menigte Albus te volgen naar een bootje. Van de drie mensen die ze nu kende op zweinstein, kende ze albus het minst goed. Zonder dat Mona het doorhad, volgde Scorpius haar ook. Albus, die al reeds in het bootje zat, keek Mona vragend aan. Maar net toen ze haar mond open wou doen, trok een stevige greep haar weer door de menigte naar een ander bootje. Nog voor Mona iets kon doen, was ze al weer uit het zicht van Albus. Mona had een soort van teleurstelling gevoeld, maar dat werd meteen overspoeld door woede. Wie was dat nou die zo bruut had getrokken? Scorpius zat ondertussen al weer in zijn bootje en wees iedereen af die bij hem wou komen zitten. En daar hoorde Amber bij. Dat leverde enkele kwade blikken en vooroordelen op, en een teleur gestelde Amber. Hij stak zijn hand op toen Mona nog als een van de enigen op de oever stond. “Mona, hier is nog plek…” Mompelde hij met een onverschillige gezichtuitdrukking. Ze keek op naar het bootje van Albus waar nu Amber ook in zat. “Eerstejaartje daar met het bruine haar, Schiet op! We gaan bekanst vertrekken!” Waarschuwde Hagrid haar. Snel stapte ze in looppas op het wankelde bootje af en maakte ze het koord los. “Ek vaar voorop, niemand komt voorbij mij, begrepen?” Maakte de half-reus duidelijk. Alle bootjes begonnen gelijktijdig in beweging te komen. Ieder bootje was voorzien van een lantaarn en twee roeispanen. Malfoy roeide zo krachtig, dat Mona erg veel moeite had om hem bij te houden. “We zijn uit balans, Silversnitch.” Zei hij, alsof hij praatte tegen een muur. Mopperend greep het meisje de roeispaan steviger vast en roeide zo hard als ze kon. In haar ogen gingen ze wel twintig kilometer per uur, terwijl ze zachtjes over het water dobberde. De leerlingen waren er allemaal stil van geworden hoe mooi alles er uit zag. De donker paarse avond lucht, de weerspiegeling van de lantaarns op het water oppervlak, maar bovenal het gebouw dat vlak voor hen uit stond. Het was enorm. Het had grote torens, bruggen en stond zoals het hoort bij elk kasteel, op een grote klif.
"Hogwarts, Hogwarts, Hoggy Warty Hogwarts, teach us something please…” Klonk het over het meer. De diepe, zware stem van Rebeus bracht spanning en opwinding bij de leerlingen, dat voelde je zo. “…whether we be old and bald, or young with scabby knees, our heads could do with filling…” Mona luisterde zorgvuldig naar de tekst die Hagrid zong. Het paste helemaal niet bij het duistere en mysterieuze deuntje. Het joeg Mona zelfs een beetje op stang. Toch zong hij door. “…with some interesting stuff, for now they're bare and full of air...” Hij keek even om naar de leerlingen en keek hun indringerig aan met een blik als die van een raaf. “Dead flies and bits of fluff.” fluisterde hij. Daarna barstte hij in lachen uit en roeide verder. “Kinders bang maken op hun eerste schooldag. Twordt nooit oud!” Bulderde hij vrolijk. Een aantal opgeluchte zuchtten klonken en de gemengde gevoelens waren weer weg. Alle bootjes botsten uiteindelijk tegen de oever en stuk voor stuk stapten de leerlingen uit. “Prefesser Dalmer!” Riep Hagrid toen hij uit de donkerte van de avond de lange schim herkende. “Prefesser, hier zijn de eerstejaars. Leidt u ze maar naar de grote zaal, ek volg u wel.” Sprak hij nog voor hij achter de groep kinderen ging staan die de boodschap begrepen hadden en zich verzamelde rond de man die Professor Dalmer bleek te heten. Het was een lange bleke man, met lichtblauwe ogen en kastanje bruin haar. Hij droeg een donker blauw gewaad van fluweel en keek de leerlingen stuk voor stuk met grote ogen aan. “Ik zie succes en volharding in jullie ogen…” Begon hij, maar het leek of hij zijn zin niet af maakte. “Volg mij kinderen, jullie worden ingedeeld!” En met dat te hebben gezegd, Stapte hij de onsteile helling op.
Er zijn nog geen reacties.