Hoofdstuk III: 1] Verenigd
Rustig keek Mona naar de landschappen die voorbij flitsten. Ze voelde zicht erg ontspannen en gelukkig. Iedereen op de trein had ondertussen hun schooluniform aangedaan. Het was zwart, met een grijs embleem op. Bij de andere uniformen stond daar dan het teken van je afdeling. “Scorpius, wat bedoelde je met ‘de juiste afdeling?’” Vroeg ze voorzichtig. Het was het eerste dat gezegd werd sinds de trein begon te rijden. “Zwadderich, natuurlijk.” Zuchtte hij uit. “Slimheid, volbloedig, sluwheid, volharding,… De kenmerken van een mijn afdeling. Ik weet bijna honderd procent zeker dat ik er wordt ingedeeld. En zo niet, laat ik zien hoe een zwadderaar zich opstelt en zal ik er voor zorgen dat ik verplaatst wordt.” Zei hij koel en onverschillig. Was zwadderich zo goed geweest dan? Uit de zak van Scorpius kroop een fel groen wezentje. Het had zwarte vlekken en een gladde huid. Mona had een moment van paniek gehad, maar toen zag ze dat hij het beestje op pakte. Het was een salamandertje, heel schattig. “Ze heet Gymnophiona, maar ik noem haar gewoon Fiona.” Zei hij. Waarom zou iemand een salamander zo noemen? “Dat is een ander woord voor ‘wormsalamander'.” Legde hij uit, net alsof hij haar gedachten kon lezen.
Op het venster van de coupé werd er zacht geklopt. Daar stond Amber met een bedrukt gezicht, en achter haar stond Albus. Amber schoof de deur open en bleef staan. Ieders gelaatsuitdrukking was anders en er gingen zoveel onuitgesproken woorden door het kamertje. Mona stond perplex toen ze Albus zag. En ook al zag Albus haar ook, hij had een redelijk kalme uitdrukking.
“W…we vonden geen plek meer, dus komen we hier zitten.” Vertelde Amber. “Ik kwam Albus tegen in de gang, hij zocht ook voor een zit plaats.” Geluidloos Knikte Mona en beide gingen zitten. Amber had haar kat Mr.Letterschirp ook vast. Ze keek met grote ogen naar de hagedis van de bleke jongen. “Ik ben Amber.” Zei ze met een lachje, maar ze focuste zich volledig op het diertje. “En dat daar is Albus, maar dat zei ik net al.” Scorpius keek verrast op. “Albus? Als in… Albus Severus Potter?” De bruinharige jongen knikte. “Ikke, ik ben Mona.” Zei ze, en ze strompelde over haar woorden. Albus stak zijn hand op als teken van begroeting. “Dit is Scorpius. Malfoy Scorpius.” Zei ze ook, en ze wees naar hem. Een vragende blik zette zich op. “Dat had ik heus zelf wel kunnen vertellen, fanatiekeling.” Mompelde hij. En daar werd Mona eventjes heel rood van.
Er hing een zeer vreemde sfeer over de coupé. Heel gefocust. “Nou, kom op! laat jullie staffen eens zien!” Zei Amber nieuwsgierig. Ze zei ‘jullie’ maar eigenlijk sprak ze maar tegen een persoon. De opmerkelijke, witte jongen. Iedereen had het gevoeld, de vreemde atmosfeer. En juist daarom, deed iedereen meteen wat er van hen gevraagd werd. Scorpius had een onwijs lange staf. Het was een bleke houtsoort met een handvat vol gekartelde lijntjes. Hij was dun met een hele normale vorm. Maar dat maakte hem juist zo elegant. “Feniks kern, onbuigbaar, esdoorn en 38 centimeter.” Zei hij zonder moeite. Amber’s ogen werden groot. Ze nam de staf in haar hand. “Feniks kern… Hoe bijzonder…” Fluisterde ze. Amber was meteen verkocht. Als het kon, had ze haar staf met de zijne gewisseld. “Eenhoorn kern, 22 centimeter, buigzaam en hij is gemaakt uit olm…” Probeerde Albus, Scorpius na te zeggen. Zijn kaakjes waren rood geworden. Duidelijk een verlegen ventje. Het was een schattige kleine staf, die grof gesneden was. Amber ratelde die van haar er ook uit en keek trots naar Scorpius. Misschien was het een poging tot het imponeren van zijn staf, niemand zal het weten. Hij besteedde er in ieder geval geen aandacht aan.
“En die van jou, Mona?” Ze hield haar staf naar boven en stelde hem voor. “Ik vind hem wel mooi.” Zei Albus die hem goed bestudeerde. “Ja, hij is niet verkeerd.” Mompelde Amber stilletjes. En Iedereen stak zijn staf weer weg. “Nog een half uur.” zei ze daarna. “Nog een half uur, en we zijn op school.” Er klonk opwinding in haar stem, en dat leek Albus ook op te peppen. Vrolijk zat hij weer rechtop en staarde hij even naar Amber. Het was best grappig hoe ze elkaar waren tegen gekomen. Ze was over de kooi van zijn uil, Apollo, gestruikeld. Daarna hadden ze een erg fijn gesprek gehad over Al’s ouders. Maar nu zei Amber helemaal niet meer. Ze gunde hem zelfs geen blik. “Nog een halfuur.” Mompelde hij ook.
Er zijn nog geen reacties.