Hoofdstuk II: 3] Perron 9 ¾
Mona had, ondanks alle opwinding en spanning erg goed kunnen slapen. Die avond had ze niet van haar staf kunnen blijven en tilde steeds haar deken op met de zweefspreuk die ze leerde van Ollivander. Uitgeslapen en overdonderd met vragen van beide moeder en vader, had ze de ochtend doorgebracht. “En heb je al andere eerstejaars gezien? En Hoe ga je die poes noemen? Ach, ik had er zo graag bij willen zijn!” Klaagde Susanne alsmaar door terwijl ze spek met eieren bakte. Meneer Silversnitch zat al tafel met een tas koffie en Mona’s staf. Hij draaide die af en toe en keer rond en bekeek hem van alle hoeken. “Ebbenhout… Ik had verwacht dat je acacia zou hebben, zoals die van mij en je moeder.” Zei hij en hij vergeleek de staf met de hare. “Het is een prachtstuk, als zeg ik het zelf.” Hij gaf de staf door naar Mona die ook aan tafel zat. In de voormiddag zou ze op de trein naar Zweinstein zitten. Glimlachend at ze haar brood met het geluid van een knetterende pan op de achtergrond. Het was een mooie ochtend, en eindelijk had Mona afstand kunnen nemen van Amber. De school was immers zo groot dat ze er zelfs voor zou kunnen zorgen dat ze haar heel haar schoolcarrière niet hoefde te zien. Als ze in ieder geval maar niet ingedeeld werden in de zelfde afdeling. ‘Huffelpuf, Huffelpuf, Huffelpuf,…’ Zwoer Mona weer in haar hoofd.
Toen ze klaar was met eten schoof ze haar bord naar voren en keek met een vragende blik naar haar moeder, die haar meteen begreep. “Je koffers staan voor de trap. Schiet wel op want we vertrekken over twee uur!” Riep ze Mona nog na, maar halverwege haar uitleg was ze al de trap opgelopen met haar koffers in de hand.
Al haar boeken en kleren dicht bijeen geperst, school materiaal bovenop: De koffer slaagde erin te sluiten. Maar Mona slaagde er niet in die op te heffen. Dat, met een ketel én een poezenkooi. Het was onmogelijk geweest. “Als iedereen zo veel mee heeft, stort de trein nog in!” Mopperde ze.
Klungelachtig sleurde ze de poes en de ketel de trap af, maar de koffer liet ze boven staan. Dat mocht haar vader wel oplossen. Susanne en Barton hadden hun mantel al aan en stonden op het punt te vertrekken. “Mijn koffer is te zwaar pap, pak jij die even?” Vroeg ze. Ook al klonk het meer als een bevel. Barton keek haar dochter vragend aan, maar ging toen in haar kamer kijken terwijl de dames van het huis de koffer al in laadde. Met de nodige hulp van Meneer Silversnitch liep alles op rolletjes en waren ze al snel op weg. Heel de rit lang had ze liggen denken over een goede naam voor de poes die nog steeds naamloos was. Wat het ook was, het moest beter zijn dan ‘Mr. Letterchirp’. Ze aaide het kleine beestje en dacht aan dingen als: ‘Glace, Griffin of Hawkeye,…’ Die klonken allemaal zo flitsend en stoer. Maar toen bedacht Mona zich weer dat het hier over een kat ging, en geen hoofdpersonage uit een film.
Moeder en vader stapten beide uit aan de ingang van een station. Een station dat Mona uiteraard kende. ‘King’s Cross Station’. Ook al was het geweldig groot, al vanaf buiten kon je overal kinderen van haar leeftijd zien. Sommigen hadden zelfs meer spullen dan haar! Mona had haar uniform nog niet aan, net zoals de rest. Geen enkele dreuzel had dat natuurlijk mogen zien, dat was gewoon basis kennis. Ze vroeg zich alsmaar af of ze er wel normaal uitzag, en probeerde ook zo normaal mogelijk te doen. Het zag het er erg onsubtiel uit, maar niemand leek haar op te merken. Dat was een goed begin. In loop pas trippelde Mevrouw Lander voor haar familie leden uit. Ze zocht met haar ogen naar een bordje waar een 9 op stond, want daar moesten ze zijn. In de verte kon je het al zien. Mona en Barton hadden moeite met Susanne bij te houden. Ze keken opgewonden naar elkaar, want alle drie hadden ze vlinders in hun buik van wat er ging gebeuren. Ze zeiden niets, maar dat was ook niet nodig geweest.
“Hier zijn we dan. Je weet het hé Mona, Gewoon er op af lopen en aan niet denken.” Zei haar moeder die eerst ging als voorbeeld. Ze aarzelde geen seconde een liep toen aan volle snelheid op de muur af. Susanne zoefde door de muur heen die enkel een geel licht achter liet. “Wij gaan er samen doorheen, Meisje.” Zei Mona’s vader en ze namen elkaars hand vast. Meneer Silversnitch begon te lopen waarna zijn dochter zijn passen volgde. Ze kneep haar ogen dicht naarmate ze dichter kwam bij de muur en bleef maar lopen tot haar vader haar eindelijk tegen hield. “Mona, stop! We zijn er al!” Riep hij. Snel opende ze haar ogen en keek rond zich heen. Overal stonden vaders en moeders, maar vooral kinderen. Ze had de muur niet eens gevoeld. Mona stapte op haar moeder af die al haar spullen vast had. “Je komt toch wel terug in de kerst vakantie, hé? Lieverd?” Smeekte de dame. Ze wikkelde haar nog een overbodige sjaal rond en hielp haar toen op de trein die binnen een vijftal minuten ging vertrekken. Daar stonden ze dan, Barton en Susanne. Apentrots en een tikkeltje ontroert. “het komt allemaal goed, pannenkoekje!” Riep Mona’s vader nog, die bijnaam maakte Mona nogal ongemakkelijk waar andere mensen bij waren.
Ze zwaaide haar ouders uit en zag toen dat Amber ook opstapte. Ze sloeg af naar links, dus Mona naar rechts. Ze voelde zich veel te opgewonden om het door haar te laten verpesten. En dat gold voor haar waarschijnlijk ook. Ze zocht een lege coupé uit, maar die vond ze helemaal niet. Alweer stak ze haar hoofd binnen om te kijken of er iemand zat, en weer stoorde ze een groepje studenten. Uit de overstaande coupé kwam een familiare stem. “Silversnitch, hier zit niemand…” Zei de stem kortaf. Mona draaide zich met een ruk om en zag daar, de jonge Malfoy die ze in de WegIsWeg had gezien. Ze aarzelde even, maar klungelde dan toch het kamertje in. Het was beter dan helemaal alleen zitten. Toen ze eindelijk zat, was er een korte stilte. Maar de jongen wist die te onderbreken. “Scorpius.” Zei hij. Mona ging er vanuit dat dat zijn voornaam was, dus deed ze het zelfde. “Mona… Mijn voornaam…” Wist ze uit te brengen. Mona was niet echt een sociaal type, en bovendien verlegen bij nieuw volk. “Mona Silversnitch…” Klonk er bevestigend en hij tuurde naar haar spullen. Even leek hij verbaast te zijn over het poesje dat Mona had uitgekozen, en dat maakte haar alleen maar oncomfortabeler. “Die heeft nog geen naam.” Zei ze zachtjes. En ze gebaarde naar het diertje. “Wat dacht je van…Gideon?” Zei hij kalm. ‘Dat is het. Hier stopt het. Die naam is gewoon weg perfect. Het is overduidelijk een mannelijke naam, maar het is te goed om te laten liggen!’ Flitste er door haar heen. “het is een vrouwtje, maar ik vind het geweldig!” Zei ze opgewonden. Ze nam Gideon uit de kooi en legde haar op haar schoot. En met die actie, schoot de trein in beweging.
Er zijn nog geen reacties.