Hoofdstuk II: 2] Ollivanders
De hele middag hadden ze zich overal door moeten wurmen. Want naarmate het later werd, naarmate er meer volk op kwam dagen. Ze droegen alle drie vreselijk veel papieren tassen die stuk voor stuk tien kilo leken te wegen. En die arme Carolina droeg zelf twee ketels in haar handen. Amber had die dag nog niets tegen Mona gezegd, wat haar verbaasde. Maar ook zij had niet de drang om weer eens te beginnen kibbelen met haar. Eén keer had Amber het haar erg moeilijk gemaakt. Toen ze in de uniformen winkel had lopen zeuren dat haar moeder meteen een Griffoendor uniform moest kopen omdat ze tóch daar ingedeeld ging worden. Mona had Amber en haar vastberadenheid duizenden malen in Huffelpuf gewenst op dat moment. Maar nu, moesten ze beide nog maar één ding hebben: een staf. Tot grote opluchting stond daar helemaal niemand, de winkel was simpelweg leeg. Er stond zelfs niemand aan de toonbank.
Amber duwde met haar bovenarm de deur open en zette al haar spullen er op de grond. Ze keek met grote ogen rond haar heen. Het leek wel een bibliotheek te zijn. Tientallen schabben gevuld met honderden staffen. “Hoe kan ik er nu in godsnaam eentje kiezen?” Mompelde ze. “Dat hoef je niet.” Antwoordde een warme stem achter haar. “De staf kiest jou…” De oude, grijsharige man kwam voor ons staan. “Twee jonge dames. Twee jonge staffen… Of oud, wie zal het zeggen?” Zei hij en zijn blik zat vol verwachting en opwinding. Meteen dook hij weer weg in een rij met kleine doosjes. “Dat is overduidelijk een eenhoorn kern.” Mompelde hij en gleed met zijn vingers over een stel doosjes die donkerblauw waren. “Levendig en slim, net een Ravenklauw… Appelhout” In een vluchtige beweging trok hij er een doosje uit. Mona keek verdacht naar de man die op Amber afstapte. “Tik er eens mee op je hand.” Beval de man en dat deed Amber ook. Kleine gele vonkjes schoten uit de grof gesneden staf en Amber’s handpalm werd een beetje rood. “Het begint vreselijk te jeuken!” Zei ze en ze krabde aan haar hand. De man pakte de stok af en stak hem weer in de doos. Als maar mompelend en een fronsend voorhoofd. “Ik zat er niet ver van. Kornoelje… Walnoot… Dat zal het zijn!” Hij nam een doosje vast dat er exact zo uitzag als het vorige. Zonder dat de man iets had uitgelegd of gezegd had Amber de staf reeds uit de doos genomen en tikte er mee op haar hand. Maar er gebeurde niets. Een verbaasde blik van niet alleen Amber, maar ook Mona was het resultaat. “Dat is goed! Probeer eens een makkelijke spreuk. Lumos of zo.” Niemand die haar moest uitleggen hoe die spreuk ineen zat, dat wist ze natuurlijk zelf al lang. Een geslaagde spreuk was het. Want na dat de winkel eigenaar het licht had uitgedaan, gaf de staf van Amber licht. “Eenhoorn kern, Walnoot, 35 centimeter, beetje veerkrachtig.” Ratelde hij eruit. “Leuke combinatie, het staat je best.” Prees hij ook nog eens.
Zijn blik verschoof naar Mona, wat haar een onprettig gevoel gaf. Met een paar voetstappen verplaatste hij zich zodat hij vlak voor het meisje stond.“Je ogen zeggen esdoorn.” Zei hij kalm. “Maar ik heb zo het gevoel dat dat niet is wat er op de pagina’s staat van jou gesloten boek, Mona Silversnitch.” Mona kreeg een rilling over haar rug. Hij leek wel haar toekomst te gaan voorspellen. En bovendien wist hij haar naam ook!
“Staat er Ebbenhout?” Hij wachtte niet op antwoord en klom op een laddertje. Hij kwam af met alweer, een donkerblauwe doos. Mona wou hem uit de doos nemen en op haar hand tikken maar de grijsaard onderbrak haar. “Nee! Niet doen! Strakjes heb je nog een brandwonde!” Hij nam snel de staf uit haar hand. “Nee, nee. Probeer er een spreuk mee uit. Wingardium Leviosa bijvoorbeeld.” Mona keek vertwijfeld toen ze de staf weer in haar handen kreeg. “Dat was toch zwiep en tik, hé?” “Zwiep en tik.” Bevestigde de man. Ze richtte haar staf op het lege doosje dat op de toonbank lag. En dat deed ze dan, Zwiep en tik. Maar de doos zweefde niet, nee. Voor Mona het wist beefde de doos helemaal en schoot hij uit naar Amber’s gezicht. “Auw! Kijk toch uit je doppen!” Schreeuwde ze toen naar Mona die het niet het niet kon laten om in een hysterische lach bui uit te barsten. “Gaat het kind?” Zei Carolina bezorgd toen de mysterieuze man al weer weg was met de doos. “Excuseer, ik heb overduidelijk de verkeerde kern genomen. Het hoort Draak te zijn. Maar die optie had ik al uitgesloten sinds Ebbenhout en Draken kern erg moeilijk te combineren is.” Hij rende vluchtig terug met een nieuwe doos die donkerrood was. Hij keek snel naar Amber’s oog maar bestede er langer niet veel aandacht aan omdat het er nog prima uitzag.
“Wingardium Leviosa” Sprak Mona. En de doos die nu achter haar lag, zweefde rustig met de bewegingen van haar staf mee. Mona voelde vreemde kriebels in haar buik. Ze deed aan magie, en dat deed ze met succes. Haar staf was wondermooi in haar ogen. Hij was korter dan die van Amber, maar hij was prachtig donker van kleur, en had een sierlijk handvat dat in spiraal vorm was uitgesneden. Het leek een beetje op dat vreemde ronddraaiende ding dat aan de muur van de kapper hangt. “Subliem.” Zei hij. Zo stil, dat hij haast fluisterde. “Draken kern, Ebbenhout, 27 centimeter, onbuigbaar.” Hij sloot de doos en legde die bij die van Amber. Carolina betaalde voor beide en beval ons dan als onze spullen weer op te rapen. Mona kreunde en nam alles weer op. “Man wat wegen die katten zwaar!” Jammerde ze. “Watje.” Zei Amber zacht. Maar alles wat Mona kon was giechelen tot ze zag dat haar oog een beetje rood zag. Toen kwam Carolina ook weer buiten. “Zo, nu hebben jullie Ollivander ook al ontmoet.” Zei ze. En ze nam ons weer mee naar de ingang van de WegIsWeg.
Er zijn nog geen reacties.