Hoofdstuk I: 2] De WegIsWeg
“Barton, men goede vriend! is me dat even geleden zeg!” Zei een zwaarlijvige man die Mona deed denken aan een circus directeur. “Het spijt me Hanson!” Antwoordde Meneer Silversnitch. “Ik ben zo weer weg, ik kom alleen mijn lieftallige dochter afzetten bij de weg is weg.” De man boog zich over Mona heen. “Dus dit is de kleine Barton” Zei hij en staarde diep. Zijn adem rook naar bier en deed pijn aan haar ogen. Het voelde intimiderend. Mona ontweek hem en porde in haar vaders zij als een teken dat hij moest opschieten. “Ik moet er nu echt langs, Hanson.” Drong meneer Silversnitch aan. Hij duwde Hanson subtiel opzij en paradeerde voorwaarts. Mona had niet veel keus ander dan hem te volgen. “Halt” riep Barton die vlak voor een muur stond. Een muur, waar helemaal niets speciaals aan bleek te zijn. “Let op Mona, dit is hét moment. De deuren openen zich hier… letterlijk.” Mona keek met een verbaasde blik naar de muur.
Ze inspecteerde elk vlekje en elke hoek. Niets wees erop dat deze muur speciaal was. Mener Silversnitch keek geamuseerd naar zijn dochter en daarna stak zijn staf voor zich uit. De houte top raakte een van de bakstenen, die zodra dat hij werd aangetikt verdween in de muur. Barton tikte zo’n reeks van bakstenen aan en vol verbijstering keek Mona toe hoe stuk voor stuk, alle stenen opzij schoven en een boog maakte. Mona hoorde een heel luid geroezemoes opstijgen vanuit de andere kan van de muur. Een smalle weg waar geen eind aan leek te komen, verscheen voor haar ogen. Bij het lezen van de winkel namen, viel haar kinnebak wagenwijd open. Als het kon, zou ze regenbogen hebben gespuugd van opwinding. “verbrande ketels nog aan toe, waar is Carolina? Ze had gezegd hier te zijn voor wij aankwamen!” Vloekte meneer Silversnitch, zoekend tussen alle tovenaars hoofden. Hij draaide zich tot Mona en bukte zich.
“Liefje, kijk. Ik moet nu echt weg, voor die afspraak, je weet wel. Het is een beetje onverantwoord, maar ik zal je hier achter moeten laten. Maar niet weglopen, Mona! Wacht gewoon hier bij de poort, dan zal Carolina wel komen.” Mona knikte, nog steeds een beetje overdonderd van het hele gebeuren. Het rook er zo lekker. Naar notenkoek en parfum van flubberwormuscus. Die geur kende ze goed, want die droeg haar moeder altijd. Overal stonden kraampjes met snoepgoed met de gekste namen en kleine hebbedingetjes die ze dan natuurlijk, allemaal wou hebben. Mona’s vader aaide haar over haar hoofd en keek trots naar haar. “Ik zal aan je denken vandaag, lieverd.” En met die woorden draaide Barton zich in een beweging om en stapte door de poort heen, die daarna helemaal vanzelf weer sloot. Mona zuchtte. “kom op Carolina...”
Er zijn nog geen reacties.