The little warriors
In het land van licht heb je de elven, maar hier in dit land bestaat er een volk dat de 'little warriors' worden genoemd. Het zijn wezens die hun lichaam delen met dat van een dier. Zij zijn degene die altijd paraat staan om te vechten, zij zijn de meesters met de zwaard, boog en bijl. In dit verhaal vertel ik je over deze wezens.Over een meisje met het instink van een wolf.
Met mijn lange wolven oren luisterde in naar de natuur om me heen. Ik hoorde een vogel tjirpen, een bij zoemen en zelfs de planten hoorde ik denken. Heel zachtjes hoorde ik wat in het struikgewas ritselen. Ik bleef gespannen wachten tot er een hert verscheen. Ik maakte mijn boog gereed om de pees te spannen en de pijl precies onder zijn nek te richten. Met een harde stoot, schoot ik de pijl recht in de nek van het beest.
Ik wachtte tot ik zeker wist dat hij dood was en rende naar het dier. Ik trok mijn dolk uit mijn schede en begon het dier te villen. Na ik het goede vlees in mijn buidel had gepropt. Een stuk bewaarde ik voor onderweg en de pezen voor de bogen.
Ik laat de resten van het beest liggen voor de wolven en ren terug naar mijn kamp. Het was een lange eind en wist dat ik er een dag over zou doen.
Tegen de avond stopte ik en klom behendig een boom in. Ik blijf zo zitten tot het hele bos stil werd. Ik pak uit mijn buidel een stuk vlees en werk het zonder te koken of braden naar binnen. Het malse vlees glijd soepel door mijn keel. Heerlijk als je je lichaam deelt met een wolf.
Nadat ik het op had kroop ik dicht tegen de boom aan en laat me wegvloeien door de vermoeidheid.
Ik werd wakker voor zonsopgang en rende naar mijn kamp. Het lag er vredig bij en ik zag dat er bij één van de tenten rook dwarrelde.
Ik loop langs de tenten en zie Polaris bij mijn tent zitten. Ze keek me aan met haar donkere ogen. 'Lupus, goede jacht gehad?' Zei ze en liet haar werk zitten.
'Zeker, ik heb een buidel vol hert, konijn en ander voedsel,' zei ik en ging naast haar zitten. Polaris deelde het lichaam van een poolvos. Ze was wat bleker dan de andere bewoners en haar witte vossen oren waren iets groter dan die van mij. Haar snijtanden waren klein en puntig. Ik daar in tegen had een grijs tintelige huid, smalle oren en wat de andere niet hadden een staart. 'Ik breng de buit naar Gryphem,' zei ik en zei Polaris gedag.
Ik loop langs de tenten naar de grote tent waar de leider van dit kamp woonde. Gryphem was een bijzondere jongen. Ondanks zijn jonge leeftijd was hij zeer getalenteerd, behendig en een meester in zwaard kunst. Gryphem was een griffioen. Ik gooi de flappen over en ga de warme tent binnen. 'Gryph, ik heb voedsel,' zei ik en blijf staan voor de tent. Gryphem keek op en glimlachte. 'Ik wachtte al op je,' zei hij. Ik gaf de buit aan hem. Ik keek hem aandachtig aan en zag dat zijn leeuwen staart onder zijn tuniek uitstak. Hij had het blijkbaar in de gaten en keek me onderzoekend aan tot hij zelf naar beneden keek. 'Oh dat, ik ben nog niet zo goed in het verbergen van mijn staart,' zei hij. 'Geeft niet,' zei ik zonder ook maar na te denken. Hij ging weer op zijn stoel zitten. Ik bleef wachten tot hij nog wat te zeggen had, maar ik zag toch aan hem dat ik maar moest vertrekken. Ik loop de tent uit en zoek Polaris weer op. Ze zat bij het kampvuur waar de andere bewoners zaten. Ik ging naast haar zitten en wachtte aandachtig tot er iets zou gebeuren.
Het duurde even, maar toen de maan boven de hemel stond, kwam Gtyphem aangelopen. Hij had doorlopende ogen en ik zag door het maanlicht dat hij gehuild had. Heel even bleef hij staan en begon te preken. 'Beste bewoners, ik dank u dat jullie er allemaal bij willen zijn, maar ik moet vertellen dat ik bericht heb gekregen van de uilen. Zij beweren dat de schepper is vermoord. Ik weet niet zeker of dat waar is of niet, maar ik hoorde ook dat de zoons en dochters van de schepper veilig zijn.' Ik wist niet wat ik te horen kreeg. De schepper vermoord?
Iemand stond op. 'Maar wie heeft het dan gedaan?' Vroeg deze. Gryphem gaf even geen antwoord. Hij was te veel in zichzelf bezig. 'Ik ben bang dat we moeten vertrekken zodra de zon op is,' zei hij. Verder kwam hij niet. Ik stond zelf op en liep naar hem toe. 'Gryphem, ik ken jou het meest dan de andere bewoners en ik vraag om toestemming om naar de stad te gaan en te kijken of de waarheid waar is,' zei ik. Gryphem keek me dankbaar aan. 'Zou je dat doen?' Kon hij er maar uitbrengen. Ik knikte. 'Goed, wie gaat met Lupus mee?' Riep hij. De meeste mompelde of kropen wat naar achter toen er een meisje van vijftien bleef zitten. Ze keek ieder een kant op en ging toen staan. 'Ik ga wel mee,' zei ze en liep naar me toe. Ze kwam niet verder dan mijn schouder en ze had git zwart haar tot aan haar kont. Haar boom bruine ogen schitterde. Ze was niet zoals ons. Ze had geen oren of staart, maar wel twee scherpe hoektanden. Ze was wat aan de mollige kant en aan haar riem hing een wichelroede. 'Iemand anders,' riep ik, maar niemand stond op. 'Goed, dan ga ik wel met dit kind,' zei ik en liep weg van de bewoners.
Onderweg vroeg ik hoe het meisje heette en ze zei dat ze Andatha heette. Ergens had ik die naam gehoord in een soort legende, maar het kwam me niet bekend voor.
word vervolgd...
Reageer (2)
te gek schat snel verder please(H)
1 decennium geledenIk heb echt respect voor jouw schrijf stijl
1 decennium geledenSnel verder