|| O62
||The Forbidden Forest
||Winter||
De dwaasheid die er voor nodig was mij op dit moment te trotseren had een onmeetbare hoeveelheid, en toch waren er blijkbaar twee wezens die over deze vermogens beschikten. Ergens heel diep van binnen was er een gevoel dat ik niet kon plaatsen. Telkens als ik bijna wist wat het was kwam de alles verzwelgende woede weer naar boven en verteerde alle andere gevoelens. Dit maakte me voor korte momenten bewust van het feit dat ik mezelf niet in de hand had maar zorgde er daarna ook weer voor dat ik alleen maar rechtvaardigheid zag in wat ik deed. Waarom zou ik ooit nog iemand vertrouwen vroeg ik mezelf af. In een klein moment van zwakte was ik aangevallen en dat had ruimschoots mijn dood kunnen betekenen. Gelukkig waren de priesters van tegenwoordig niet meer wat ze vroeger waren anders dan was ik nu dood geweest. Dus wederom, waarom zou ik vertrouwen schenken aan een ras dat totaal geen vertrouwen verdiende. Niemand verdiende dat. De enige waar ik op kon vertrouwen was ik zelf. Verder had ik niemand nodig, dus waarom zou ik ze dan in leven laten. Een leven voor een leven. Maar mijn leven was er minstens honderden dan al niet duizenden waard. Dus nam ik er zoveel.
Waarom weerhield iets me er dan van om de twee personen voor me om het leven te brengen. Ik zag de kracht van hun aura’s, de een honderden malen sterker als de ander, en voelde een soort band met hen. Het onplaatsbare gevoel kwam weer terug en nam vastere vorm aan. Herkenning. Een bloedband en een ander soort band. Het roze licht was familie. Een gelijke, een god. Het grijze licht was zwak, werd ook steeds minder helder, en gaf me een vreemd gevoel in mijn buik. De ervaring was bijna prettig te noemen. Bijna, en toen verdween het weer in de golven van een volgende vlaag woede. Geluiden teisterden mijn oren maar er werd niet hard genoeg gepraat om de storm in mijn hoofd te trotseren.
Ik wilde de woede net uiten en een weg naar buiten bieden toen er nog twee lichten verschenen. De heldere aura’s deden bijna zeer aan mijn ogen. De rest van de wereld leek gehuld in mist, mijn zicht was niet scherp. Meer geluiden, woorden besefte ik, werden op me afgevuurd. Dreigendere tonen, minder vriendelijk. Het irriteerde me en zorgde ervoor dat ik, hoewel het eveneens familie was, van hen af wilde. Met hernieuwde kracht richtte ik al mijn woede op de drie heldere lichten voor me en ik dreef al mijn woede in een uitbarsting van kracht in hun richting. Er van uitgaand dat ik ze vol zou treffen werd ik verrast. Mijn krachten stuitte op een barrière van eens gelijke magie en werden afgebogen tot ik de grip erop verloor en de aanval moest laten voor wat het was. Sidderend van de verloren energie nam ik me voor om niet meer zo ondoordacht te werk te gaan en eerst mijn tegenstanders te observeren voordat ik weer een uitval zou doen.
Doelbewust begon ik me te concentreren op mijn gehoor, in de hoop dat ik op die manier kon luisteren naar wat er werd gezegd. Na enkele seconden werd mijn poging beloond.
“Winter! Stop met deze waanzin en zorg ervoor dat ik mijn seizoen weer kan laten terugkeren!”
Waarom weerhield iets me er dan van om de twee personen voor me om het leven te brengen. Ik zag de kracht van hun aura’s, de een honderden malen sterker als de ander, en voelde een soort band met hen. Het onplaatsbare gevoel kwam weer terug en nam vastere vorm aan. Herkenning. Een bloedband en een ander soort band. Het roze licht was familie. Een gelijke, een god. Het grijze licht was zwak, werd ook steeds minder helder, en gaf me een vreemd gevoel in mijn buik. De ervaring was bijna prettig te noemen. Bijna, en toen verdween het weer in de golven van een volgende vlaag woede. Geluiden teisterden mijn oren maar er werd niet hard genoeg gepraat om de storm in mijn hoofd te trotseren.
Ik wilde de woede net uiten en een weg naar buiten bieden toen er nog twee lichten verschenen. De heldere aura’s deden bijna zeer aan mijn ogen. De rest van de wereld leek gehuld in mist, mijn zicht was niet scherp. Meer geluiden, woorden besefte ik, werden op me afgevuurd. Dreigendere tonen, minder vriendelijk. Het irriteerde me en zorgde ervoor dat ik, hoewel het eveneens familie was, van hen af wilde. Met hernieuwde kracht richtte ik al mijn woede op de drie heldere lichten voor me en ik dreef al mijn woede in een uitbarsting van kracht in hun richting. Er van uitgaand dat ik ze vol zou treffen werd ik verrast. Mijn krachten stuitte op een barrière van eens gelijke magie en werden afgebogen tot ik de grip erop verloor en de aanval moest laten voor wat het was. Sidderend van de verloren energie nam ik me voor om niet meer zo ondoordacht te werk te gaan en eerst mijn tegenstanders te observeren voordat ik weer een uitval zou doen.
Doelbewust begon ik me te concentreren op mijn gehoor, in de hoop dat ik op die manier kon luisteren naar wat er werd gezegd. Na enkele seconden werd mijn poging beloond.
“Winter! Stop met deze waanzin en zorg ervoor dat ik mijn seizoen weer kan laten terugkeren!”
Reageer (8)
AWESOME, goed geschreven, je maakt me echt blij met deze hoofdstuk
1 decennium geledenoehh!! spannend! ;')
1 decennium geledensnel verder
1 decennium geleden-xx-