Foto bij || 09

De terugweg verliep ongeveer hetzelfde als de heenweg, over de enge brug, hobbelen op de vreemde route langs de stenen muur met naast ons de ietwat lege vlakte van Faron, waar maar een aantal bomen groeiden. Ondertussen was het al rond het middaguur en scheen de zon vollop. In de verte was onze boerderij alweer te zien, alleen waren we niet van plan om daar een pauze te nemen. De kar reed er zonder stoppen langsheen terwijl mijn zusje zwaaide naar een onzichtbare vader.
‘Jake, heb jij die beving nog gevoeld?’ Vroeg ze nadat ze genoeg gezwaaid had. Jake keek haar vragend aan. ‘Welke beving? Ik heb niks gevoeld..’ June keek achterom naar mij, als een wenkje dat ik het moest bevestigen. ‘We zaten bij dat meertje en de grond begon te trillen,’ vatte ik kort samen. Jake dacht even na te denken, maar haalde vervolgens zijn schouders op. ´Ik heb geen idee, maar aangezien jullie het daar wel gevoeld hebben, dan moet het daar ook gebeurd zijn, denk ik.’ Hij richtte zich weer op de baan van de kar. June keek me nog even hoopvol aan voor een antwoord, maar ik schudde mijn hoofd waarna ze het liet rustten.
Ik besloot weer van het uitzicht te genieten, dit landschap was best wel dor, vooral als je net door het vollop groene Faron bent gereden. Er staken een aantal heuvels omhoog die het licht tegenhielden, waardoor we aardig in de schaduw reden.
De kar hobbelde even doordat we over een klein houten bruggetje reden. Iets verderop waren de hekken voor de ingang van Kakariko village al te zien. ‘Is dat niet Death Mountain?’ Vroeg June, die blijkbaar de hoge berg had opgemerkt die in de verte boven de rotsen uitstak. Er hing altijd een ring van rookwolken omheen, misschien wel doordat de binnenkant van de berg een actieve vulkaan bevatte. Jake knikte richting June waarna we door de hekken van de stad reden.
En het was nog precies zoals ik me herinnerde. Veel planten groeiden er niet, Kakariko village was een dorre plek waar het meestal behoorlijk warm was. De roodkleurige grond lag daarom voornamelijk vol met zand en stenen. De huizen leunden tegen een rotswand aan en waren gebouwd van hout en steen, op een vreemd stalen huis achterin de rij na. Twee dingen die me vroeger waren bijgebleven waren er ook nog steeds. Een klein paadje omhoog dat leed naar een hoge uitkijkpost, die uitzicht bood over heel Kakariko village. En een grappig kegelvormig huis dat stond naast een klein meertje. Hoewel ik me als kind nooit echt heb afgevraagd hoe er een meer kon zijn op zo´n dorre plek.
De kar minderde vaart en kwam langzaam tot stilstand. Ik stond op van mijn plankje en klom van de kar. Ik lette even op waar ik mijn voeten moest plaatsen en liet me zakken op de grond. ‘Wauw, ik vind het nu al leuk hier!’ Riep June enthousiast uit met een blik op het stadje.
Ik moest zachtjes grinniken van die reactie en keek naar het gebouw voor ons. Op de voorgevel stond ‘The Elde Inn.’ Voor de blauwe voordeur zat een houten terras en de gevel was bekleed met wit-oranje gestreepte doeken. Ik wist vrijwel zeker dat het een hotel was.
Ik keek achterom en zag dat Jake ook uit de kar was geklommen. Hij liet zijn hand rustten op mijn schouder. ‘Nou Eleanor, kom je me nog helpen met tillen, of hoe zit dat?’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen