Silver blade and the golden crown
Dit verhaal is mijn mooiste verhaal. Het gaat over mijn broer en zus die uit elkaar zijn gegaan na de dood van Lapiz Gabora. Ik heb ze ook nooit meer gezien. Toen ik klein was, was ik dol op die verhalen van Athena en Savior, maar hoe is hun verhaal verlopen. Daarvoor ben ik naar de hoofdstad van Lebrero gegaan om te achterhalen hoe zei geleefd hadden. En daarvoor nu dit verhaal:
Athena:
Ik zat in de bibliotheek aan een schrijftafel een boek over te schrijven van het schrift der heiligen. Het was verschrikkelijk saai, maar als aanstaande prinses was het zeker belangrijk dat je alle schriften moest kennen en schrijven. Ik schreef net het woord van de laatste bladzijde op en sla het boek dicht. 'Cathy, mag ik misschien even naar buiten?' Cathy was mijn kindermeisje en ook al ben ik zestien mijn ouders wilde dat ik de lessen leerde van Cathy. Ze is best aardig, alleen ik ben gewoon oud genoeg om te doen wat ik wil. Cathy keek op en zei: 'Sorry kind, maar van je ouders mag je echt niet naar buiten.' Ik keek beteuterd en stond op. 'Nou dan ga ik maar eens naar bed.' Ik zei Cathy gedag en liep de zaal uit naar mijn kamer. Voor het raam van de toren naar mijn kamer blijk ik staan en staar naar de huizen die tot ver aan de horizon te zien waren.
Savior:
Ik keek in de manden naar het versgebakken brood. Mijn maag knorde als een gek en ik moest gewoon wat eten. Ik stak mijn hand in mijn zak en voelde of ik nog wat muntstukken had, maar helaas was mijn zak leeg. Ik liep naar één van de manden en pakte ongezien een brood eruit en stopte het onder mijn shirt. Ongezien loop ik weg van de bakker als ik iemand achter me hoor schreeuwen. 'Dief.' Ik keek om en zag dat de bakker in de deuropening stond en me boos aankeek. Ik zette het op een lopen en ren de straten door naar een veilige plek om te schuilen.
Ik dacht aan het paleis, maar het was nu onmogelijk om daar ongezien binnen te sluipen. Ik rende door en moest ineens stoppen voor een bewaker die mij de weg afsneed. Ik stond vlak voor zijn neus. 'Zo, waar ga je naartoe?' Vroeg hij. Ik slikte en zei: 'Ik was op weg naar huis,' zei ik. De man begon te lachen. 'Daar ben je kleine dief,' zei een stem achter me. Ik draaide me om en zag dat het de bakker was. 'Een dief, hè. Wat heeft hij gestolen?' Ik bleef de bakker aanstaren. 'Hij heeft brood uit een van mijn manden gestolen,' zei hij. De bewaker keek mij nijdig aan. 'Zo, en wat doen we met mensen die stelen?' Ik slikte en bedacht ineens iets. 'Sorry meneer, maar ik ben geen mens maar een draak.'
Athena:
Heel zachtjes sloop ik door de donkere gangen naar een uitweg. Ik wilde heel graag naar buiten, maar door de vele gevaren mag ik het beperken tot de tuin of balkon. Ik duw zachtjes de grote deuren van het paleis open en voel de koude wind door mijn haren gaan. Met opgewonden gevoel ren ik de stenen pad af naar het dorp.
Het was niet ver en ik begon te stralen toen ik over de vieze paden van het dorp liep. Het was geweldig. Alle mensen keken me aan, maar ik maakte geen aanstalten om te begroeten.
Ik keek af en toe naar boven, naar de lucht die er anders uitzag dan in het paleis. Ineens voelde ik iets aan mijn jurk trekken. Ik keek naar beneden en zag een dame in slobber kleding zitten. 'Heeft u wat te eten,' zei ze met een kraakstem. Ik keek haar strak aan en had medelijden met haar, maar ik durfde niks te zeggen. 'Zeg mevrouw wilt u haar alsjeblieft loslaten,' zei een jongensachtige stem. Ik keek de andere kant op en zag een jongen aan het eind van de straat tegen de muur geleund. Hij keek naar zijn handen. Hij had stoffig wit haar en zijn gezicht was bleek. Hij droeg vrij simpele kleren, waaronder: Een leren broek, geen schoenen en een rafelige weide shirt. Hij liet een vriendelijke knipoog zien. 'Maar natuurlijk heb ik wel wat te eten voor je,' zei hij en liep naar de vrouw en haalde uit zijn zak een stuk brood. 'Dank u,' zei de vrouw en ging achterover zitten en at het brood gulzig op. Ik keek de jongen aan en tot mijn verbazing kwam was hij iets groter dan mij. Zijn ogen hadden een prachtige uitstraling. 'En wat doet zo'n prachtige jonge vrouw buiten in zo'n bijzondere jurk,' zei hij en ik keek naar mijn jurk die onder de modder zat.
'Ik denk dat ik maar eens naar het paleis ga,' zei ze en de ogen van de jongen werden groter. 'Heb.. Heb ik wat verkeerds gezegd,' stamelde ik en de jongen pakte mijn hand vast en trok me mee naar één van de steegjes. 'Ik wil niet onvriendelijk zijn prinses, maar het is hier niet veilig,' zei hij. Ik keek hem woedend aan. 'Wat maakt dat nou uit, ik zit al mijn hele leven in dat saaie kasteel en ben nog nooit buiten geweest, mijn moeder zei het ook al,' klapte ik eruit. 'En jij bent zeker ingehuurd om me terug te sturen, nou mooi niet.'
De jongen ging voor me staan en boog over me heen. Ik kromp in elkaar en zag dat zijn rode ogen glinsterden. 'Athena, ik weet dat jij het bent, al de hele tijd, maar geloof me ik ben....' Voor hij zijn zin kon afmaken klonk er een harde stem. 'Nou hebben we die dief,'riep er een soldaat. Ik keek naar de jongen en duwde hem van me af.
'Wie ben je,' riep ik. 'In naam van de prinses vertel me waarom de bewakers hier zij en wie je bent,' commandeerde ik. De jongen keek me geschrokken aan en liet toen verslagen zijn hoofd hangen. 'Ik ben Savior en ik had honger dus heb ik een brood gestolen,'zei hij en stond op. Mijn ogen werden groot, maar iets in zijn stem zei dat hij loog. 'Neem hem mee naar het paleis en sluit hem op, ik bedenk wel wat er met hem gaat gebeuren,' zei ik met een serieuze stem. Savior keek me nog steeds geschrokken aan en begon te schreeuwen: 'Ik ben jou broer, ik ben een bewaker van de schepper, geloof me nou Athena.' Ik wende mijn blik van hem af en gebaarde dat hij meegenomen moest worden. 'Prinses ik denk dat je maar mee moet,'zei de bewaker en ik liep met hem mee. De jongen liep achter me aan. Ergens in mijn hart voelde ik spijt, maar waarom?
Er zijn nog geen reacties.