Het eerste en (waarschijnlijk) laatste hoofdstuk.

*tap tap tap* Het geluid klinkt door de hele straat. *tap tap tap* De wijzers van de klok staan op iets voor twaalven. Het is donker. Geen enkele straatlantaarn brand. *tap tap ...* Plots is het geluid verdwenen en is het doodstil. Midden op de weg staat een schim. Zijn hoofd staat een beetje schuin, alsof hij luistert naar iets. Er steekt een windje op, en de jaspanden van de schim beginnen te wapperen. Als je goed kijkt zie je dat hij een zwaluwstaart draagt. Zo’n jas zie je tegenwoordig niet veel meer. De schim blijft in dezelfde houding staan. Opeens wordt de stilte doorbroken door het slaan van de kerkklokken. Het geluid is oorverdovend in de donkere nacht.
1 slag
2 slag
3 slag

De schim komt in beweging. Zijn voetstappen gedempt door de luide slagen. De jas wappert achter hem aan. Hij loopt de straat door en schiet een steegje in.
...
12 slag
...
De klokken houden op met slaan. De straat is weer helemaal leeg en stil. Achterin begint er een lantaarn te flakkeren en werpt een spookachtig licht op de huizen. Op één van de daken schiet er een kat weg. De lantaarn blijft nog even sputteren en gaat dan uit. De wind begint aan te wakkeren. Voorzichtig komt de kat weer om het dak heen gelopen. Plots verscheurt een schreeuw de stilte. Een ijselijke gil die om hulp roept. In een paar huizen gaat het licht aan, en voor de tweede keer die nacht gaat de kat er vandoor.


‘Ik wil graag nog een cola’ De ober knikt vriendelijk en loopt terug naar binnen. Edward zit op een terras van een restaurant. Het is maar klein, toch zijn de obers allemaal heel net gekleed, en het eten is uitmuntend. ‘Hier kom ik zeker vaker’ denkt Edward. Hij is net naar dit dorpje verhuisd, en tot nu vind hij het er geweldig. Rechts van het restaurant stroomt een riviertje en aan de overkant staat een grote klokkentoren. Er rijden mensen op de fiets langs en af en toe een auto. Edward rekt zich tevreden uit. Hier wil hij wel oud worden.
‘Uw bestelling meneer’ Edward vliegt bijna uit zijn stoel. Achter hem staat opeens de ober van eerder. Rustig zet hij de cola op tafel. Edward begint zenuwachtig te lachen. ‘Man, jij bent als een dief in de nacht. Ik schrok me rot.’ De ober knikt kort en zegt dat het hem spijt. ‘Geeft niet’ antwoordt Edward. ‘Als u me nu wil excuseren’ Na deze zin draait de ober zich weer om. Na van de schrik bekomen te zijn drinkt Edward zijn cola op, betaalt, en gaat terug naar huis.
Die avond slaat Edward de plaatselijke krant open. Hij had de hele dag gewerkt en had nu pas de kans om zich eens goed op het nieuws te richten. ( En op het terras had hij er gewoon geen zin in gehad. ) Edward schopt zijn schoenen uit en legt zijn voeten op de salontafel. Hij leest door het nieuws heen. Een nieuwe winkel die is geopend, een kat die vermist is... Zijn ogen blijven hangen op een moord bij hem in de buurt. Het artikel is niet erg groot, omdat er bijna niks over bekend is. Edward leest dat het twee nachten geleden was gebeurd, drie straten van hem vandaan. Er loopt een rilling over zijn rug. Snel legt hij de krant weg en zet de TV aan. Hij zapt wat, totdat hij een goede film vind. De film duurt tot diep in de nacht, maar het maakt Edward niet uit. Hij hoeft toch niet te werken morgen.

Edward is bijna in slaap gevallen voor de TV. Hij schiet wakker van een luide knal. Buiten is het begonnen te onweren. De klok staat op één voor twaalf. Edward wil net opstaan om naar bed te gaan als hij iets hoort. Langzaam zakt hij weer terug op de bank om te luisteren. Het geluid komt van de gang. Voorzichtig staat Edward weer op. Het geluid is gestopt. Edward loopt naar de gangdeur. Beetje na beetje stopt hij zijn hoofd om de hoek. De gang is verlaten. Edward stapt de gang op en haalt opgelucht adem. ‘Het zal de regen wel zijn geweest’ mompelt hij.
‘Mis’ hoort Edward opeens achter zich. Snel draait hij zich om. Achter de deur, in de schaduwen, staat een schim. ‘Ik ben zeer zeker geen regen’ De gestalte ziet er netjes gekleed uit. De schim stapt de schaduw van de deur uit. Edwardt’s mond valt open.
‘Ben jij...?’
De man grijnst. ‘Dat ben ik’ De man loopt op Edward af. Zijn jaspanden wapperen achter hem aan. Edward had hem herkend. Het was de ober van die middag. ‘Weet u nog wat u vanmiddag zei, mijnheer?’ Edward knikt. ‘Toen je de cola kwam brengen...’
‘U had gelijk, ik ben als een dief in de nacht, maar dan nog wat erger.’ Er blinkt iets in de hand van de ober. Een scherpe pijn schiet door Edward heen. Dan wordt het zwart.

Op een schutting zit een kat zichzelf te wassen. Zijn halsband rinkelt zachtjes. Hij heeft niet veel zin om terug te gaan naar zijn baasje. Hij is al een paar dagen weg, en de vrijheid bevalt hem wel. Een beetje sloom staat hij op en loopt hij naar de hoek van de schutting. Boven hem branden er maar een paar sterren. Verder is de nacht donker en grauw. Het is net gestopt met onweren. Dat is dan weer een nadeel van het vrij zijn, vindt de kat. Geen eigen plek hebben om te schuilen.
Dan stopt de kat. Zijn oren draaien naar het geluid toe. Hierna volgen zijn ogen. Uit het huis komt een gedaante. Lenig springt hij over de vele plassen terwijl hij uit het zicht verdwijnt. De kat gaapt. Dat mens deed hem denken aan een grote vogel. Een zwaluw of zo. Hij rekt zich nog eens goed uit. Zijn ogen lichten op in het maanlicht. Daarna springt de kat van de schutting af. Met zijn staart in de lucht loopt hij weg, op zoek naar eten.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen