Twintig
Zodra ik de deur openmaakte wilde ik hem meteen weer dichtgooien. Dus sloot ik de deur, maar er werd een voet tussen gestoken.
“Wacht,” zei Louis. Ik zuchtte en deed de deur weer open.
“Wat?” vroeg ik chagrijnig.
“We willen met je praten,” zei Harry. Zayn knikte.
“Waarom wil iedereen de laatste tijd met me praten?” vroeg ik me hardop af.
“Misschien omdat jij iets gedaan hebt waardoor dat nodig is,” merkte Niall op. Het viel me nog mee dat Liam er niet bij was, maar deze vier jongens samen was ook niet niks.
“Mogen we misschien binnenkomen?” vroeg Zayn. Ik zuchtte opnieuw en liet ze binnen. Ik ging ze voor naar de woonkamer en plofte op de bank.
“Wat is er dat jullie me zo nodig moeten storen in mijn huiswerk?”
“Zit je nog op school?” vroeg Louis verbaasd.
“Eh ja, ik ben zeventien, wat dacht jij dan?” zei ik onaardig. Louis haalde zijn schouders op. Zayn kwam naast mij zitten op de bank, en de rest pakte een stoel.
“Luister,” begon Harry. “Sinds jij weg bent gegaan is Liam niet dezelfde.”
Ik trok mijn wenkbrauw op.
“Hij ligt de hele tijd in bed,” ging Zayn verder.
“En wil niets doen,” vulde Niall aan.
“Behalve gisteravond,” zei Louis.
“Maar toen hij thuiskwam wilde hij niet vertellen wat hij had gedaan,” zei Harry.
“Ik denk ook niet dat hij dat had gekund, zo dronken was hij,” merkte Niall op.
“En Sam, je moet weten dat Liam nooit dronken is,” zei Zayn.
Ik keek ze even aan. “Wat is jullie punt?”
“Ons punt is,” zei Louis, “dat Liam zo doet door jou.”
Ik wilde iets zeggen, maar Louis stak zijn hand op en praatte verder. “Ik weet niet waarom je ons negeert, maar het maakt Liam kapot – al snap ik niet helemaal waarom. Om eerlijk te zijn vind ik niet dat jij dat waard bent, met hoe jij je gedragen hebt.”
Het was niet aardig van hem om dat te zeggen, maar wel waar.
“Misschien weet jij waar hij gisteravond was?”
“Het lijkt me in een kroeg, aangezien hij dronken was,” merkte ik droog op.
“Je snapt heus wel wat we bedoelen,” zei Harry zuur.
Ik zuchtte. “Hij was hier,” biechtte ik op. Hun wenkbrauwen schoten omhoog. “Niet om wat jullie denken!” verdedigde ik mezelf. “Ik kwam gister thuis met mijn moeder van een dagje in de stad, en opeens was hij hier. Hij zei dat hij met me wilde praten, maar ik wees hem af. Toen gooide ik de deur in zijn gezicht, en ik heb daarna niets meer van hem gehoord. Tot nu.”
“Waarom wil je niet met hem praten?!” vroeg Niall radeloos. De tranen sprongen hem in de ogen. “Hij is onze beste vriend, Sam. Kun je je voorstellen hoe verschrikkelijk het voor ons is om hem zo te zien?”
Ik sloeg mijn ogen neer. “Het spijt me,” fluisterde ik. “Het is gewoon het beste…”
“Dat zeg je nu al de hele tijd, maar weet je dat wel zo zeker?” vroeg Louis boos. Hij stond op en liep weg. Aarzelend volgde Niall hem. Hij wierp een blik op mij, en liep toen de deur uit. Zayn stond ook op. Bij de deuropening aarzelde hij even.
“Hazza,” zei hij, “kom je ook?”
“Ik ga lopend,” zei Harry, die nog steeds op de stoel zat. “Ga maar vast.”
Zayn knikte en liep weg.
Ik beet op mijn lip. Ga weg, Harry, dacht ik. Ga alsjeblieft weg.
“Ik blijf hier nog even, Sam,” zei hij. Verdorie. “Ik wil nog even met je praten.”
“Maar dat hebben we net gedaan!”
Harry schudde zijn hoofd. “Ik bedoel echt praten.” Hij stond op en kwam naast mij zitten.
“Sam,” zei hij, “ik weet dat je wat voor Liam voelt.” Ik opende mijn mond om te protesteren, maar hij gaf me geen kans. Dat begon een beetje irritant te worden. “Ik weet ook dat hij wat voelt voor jou. Dus waarom ontwijk je hem?”
“Ik… Ik wil gewoon niet…” Ik wilde hem niet de waarheid vertellen, maar wat moest ik dan zeggen? Ik wist het niet. Ik wist het allemaal even niet meer.
Ergens maakte mijn hoofd een soort kortsluiting, en zonder dat ik het doorhad rolden de tranen over mijn wangen. Ik huilde. In het bijzijn van iemand anders. Sterker nog, in het bijzijn van een jongen die ik nog niet zo lang kende en die wereldberoemd was.
Harry sloeg een arm om mijn schouders. Ik schudde hem af, maar Harry legde hem er net zo goed weer neer. Eigenlijk vond ik het wel fijn, die troostende arm.
“Het spijt me, Harry,” snikte ik. “Ik heb mezelf de laatste tijd gewoon niet meer in de hand.”
“Het geeft niet,” suste hij. “Ik snap het wel. Maar weet je, Sam? Ik denk niet dat je die muur om je heen moet optrekken.”
“Er is helemaal geen muur.”
“Die is er wel, Sam, en dat weet je. Hou ons op om te liegen over jezelf. En hou eens op te liegen tegen jezelf. Ik snap niet wat die muur daar doet. Je hebt het niet nodig. Waarom zou je jezelf verstoppen achter die muur?”
“Om mezelf te verdedigen,” snufte ik.
“Sam, dat is helemaal niet nodig! Je bent zelf sterk genoeg! Hoe kom je erbij dat je die muur nodig hebt?”
Ik was heel even stil en dacht na. Zou ik het vertellen? Kon ik Harry vertrouwen? Hij gedroeg zich nu begrijpend, als een echte vriend, maar was hij dat ook? Ik besloot het risico te nemen. “Jeff,” gooide ik eruit.
Lang stukje, haha :'D
Reageer (1)
You know what to do!!
1 decennium geleden