Foto bij #013

Ik heb het gevoel dat het eeuwen geleden is dat ik iets heb gepost, maar dat is helemaal niet zo o.O
Nou ja, ik heb nu in ieder geval wel een voorraadje =D

Ik ging weer liggen op mijn kussen en dacht na.
Ik was echt blij dat Luke bestond. Hij was de beste vriend die ik ooit had gehad. Eerst was Matt dat, maar dat was een beetje opgehouden toen we tieners werden en iedereen meende dat we een stel waren. Ook al wilden we het niet, onbewust waren we elkaar minder gaan zien. In die tijd ontmoette ik Cole op school, en wij werden dikke maatjes. Toch is Cole nooit zo’n goede vriend geweest als Matt voor me was. Maar Matt en Cole samen waren als twee handen op één buik.
Het was alsof ik helemaal opnieuw kon beginnen met Luke in de beste-vrienden-carrière. En ondanks dat Lina bleef zeggen dat wij een schattig koppel waren, dacht ik niet dat Luke en ik ooit een stel zouden worden, en ik dacht ook niet dat Luke dat dacht. Voor zover ik wist was Luke het met me eens en waren we gewoon heel goede vrienden.
Bovendien was ik verliefd op Marcel. Ik was vandaag al een paar keer afwezig geweest, dromen over Marcel, en dat Luke met zijn vingers moest knippen om me in de realiteit te krijgen. Hij had gevraagd wat er was, maar ik haalde mijn schouders op en zei dat het niets was. Ik zou het hem later wel vertellen, als ik zeker was over Marcel.
Ik sloot mijn ogen en dacht terug aan de afgelopen dagen, in de hoop er achter te komen wat de oorzaak van mijn gebroken been was. Ik kon het me echt niet herinneren, en dat was frustrerend.
Misschien dat het later zou komen. Er waren zoveel dingen mogelijk. Ik kon gevallen zijn, ik kon aangereden zijn, ik kon mishandeld zijn… Ik wist het echt niet. Het was eigenlijk best wel verontrustend. Gelukkig had ik mijn vrienden.
Ik voelde me moe. Het was zo druk geweest de laatste tijd. Het kon vast geen kwaad om even te slapen.
Niet veel later sliep ik.

“Alexis,” zei iemand. “Alex.”
Ik opende mijn ogen en keek in mijn moeder’s gezicht. “Wat is er?” vroeg ik slaperig.
“Je moet naar Marcel toe,” zei ze.
“Oh.” Ik wreef in mijn ogen en ging zo goed en zo kwaad als het ging overeind zitten. “Is het alweer zo laat dan?” vroeg ik.
“Het is nu drie uur. We moeten met een halfuurtje weg.”
Ik knikte en streek mijn haar een beetje naar achter. “Ik kom er zo aan,” zei ik. Mijn moeder ging weer weg.
Ik slingerde mijn benen zo voorzichtig als ik kon over de rand van het bed en pakte de krukken die er naast stonden. De dokter wilde me die eigenlijk niet geven, maar ik weigerde het ziekenhuis te verlaten zonder krukken. Ik hield er niet van om afhankelijk te zijn van andere mensen, en wilde in mijn eentje kunnen lopen, ook al deed het pijn aan mijn ribbenkast.
Een moeizaam kwartier later stond ik beneden. “Mag ik misschien wat eten?” riep ik.
“Ja, tuurlijk!” riep mijn moeder terug. Ik ging op de bank zitten en wachtte. Even later kwam mijn moeder binnenlopen met een lekker sandwich.
“Lekker,” zei ik dankbaar.
“Zal ik even een schoon shirt voor je halen?” vroeg ze. Ik had mijn mond vol, dus knikte ik maar. Mijn moeder verdween meteen weer naar boven. Sinds het ongeluk was ze opeens heel druk.
Ik stopte net het laatste stuk van mijn sandwich in mijn mond toen mijn moeder weer tevoorschijn kwam met een lekker sweater en een spijkerbroek. “Kijken of we je hierin kunnen wurmen?” stelde ze voor. Ik knikte en samen gingen we voorzichtig aan de slag.
Uiteindelijk was het gelukt. Uitgeput ging ik terug op de bank zitten. Van mijn been had ik momenteel niet zoveel last, maar mijn ribben deden bij elke slag van mijn hart pijn.
Medelijdend keek mijn moeder toe. “Lieverd, het spijt me echt heel erg, maar we moeten gaan, anders komen we niet op tijd.”
Ik grimaste, maar kwam toch overeind. “Laten we maar gaan dan.”
Om eerlijk te zijn kon ik niet wachten om Marcel weer te zien.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen