Chapter three
'Vulpecula, er komen vanavond een hoop mensen naar je verjaardagsdiner, gedraag je dus,' zegt mijn vader op een strenge gevoelloze toon.
Soms vraag ik me af of mijn vader wel gevoelens heeft, maar dat denk ik toch wel, hoe gevoelloos hij soms ook overkomt. Iedereen heeft gevoelens, toch? Normaal gesproken houd ik niet van diners. Maar nu ik heb gezien hoe weinig die mensen daar hebben, ga ik helemaal niets eten. Ik heb nooit honger geleden, ik wil weten hoe het voelt. Het is bijna etenstijd, daarvoor mag ik nog even doen waar ik zelf zin in heb. Niet dat er veel keus is. Ik gebruik de spreuk om mijn hofdame te laten komen. Ik ben blij dat ze aardig is, en ik bevriend met haar ben, anders zou ik niets aan haar hebben. Ik ga namelijk nooit ergens heen. Haar naam is Mary Grace, en dat klinkt heel tuttig, maar ze is best aardig. Ze is een jaar jonger dan ik, en ook heel anders, maar ze denkt niet op dezelfde manier als mijn vader, en tante Isabella. Ik ben blij dat ik van tante Isabella verlost ben, voolopig.
'Ik ben er al, hoogheid,' zegt Mary Grace.
Iets wat je moet weten over Mary Grace is dat ze beleefd is, overdreven beleefd. Ze denk dat ik superbelangrijk ben, omdat ik de prinses ben. Maar ze is wel heel aardig, en ze is handig. Ze kan met tien boeken op haar hoofd lopen. Tien boeken! Hoe krijg je het voor elkaar? Ik kan nog niet eens met een boek op mijn hoofd lopen. Mary Grace is geschikter als prinses, maar een prinses wordt zo geboren. Dat heb ik weer.
'Hoogheid, het is etenstijd,' zegt Mary Grace, 'We moeten snel gaan. Zit uw haar goed? Uw jurk?'
Ik probeer haar er al heel lang vanag te brengen me met "U" aan te spreken en me "Hoogheid" te noemen, zonder veel succes.
'Mary, jij bent toch wel eens in de stad geweest?' vraag ik.
'Ja, Hoogheid, vond u het mooi? Moesten jullie ook door de gevaarlijke buurt? Daar had u de gordijntjes toch wel dicht?'
'Het is niet gevaarlijk,' zeg ik, 'Ik heb het gezien. De mensen zagen er niet gewelddadig uit, ze zagen er arm en mager uit, alsof ze niets te eten hebben.'
Mary Grace kijkt me aan alsof ik complete onzin praat. Ze is nogal naïef, en gelooft te snel wat anderen haar wijsmaken.
'Dat kan niet,' zegt ze.
'Heb je iets anders gezien dan?' vraag ik.
Zoals ik al verwachtte schudt Mary Grace haar hoofd. Ik heb gelijk, en dat het gevaarlijk is, is verzonnen. Het is er gevaarlijk voor de mensen die er wonen, omdat ze er uit zien alsof ze aan het verhongeren zijn.
'We moeten zo gaan eten, hoogheid, we kunnen maar beter naar de dinerzaal gaan,' zegt Mary Grace dan.
Ik loop met tegenzin achter haar aan naar de dinerzaal, een gigantische zaal waar allerlei stomme belangrijke mensen komen. Ik heb helemaal geen trek meer, na wat ik gezien heb. Misschien weiger ik gewoon te eten. Als we de dinerzaal inlopen, zijn er al allerlei mensen. Allemaal overduidelijk rijke mensen, van zuiver bloed dus. Ik moet aan de ene kant naast mijn vader en aan de andere kant naast Mary Grace zitten. Mary Grace is oké. Mijn vader niet. Zonder iets te zeggen ga ik zitten, en staar ik voor me uit. De rest van de mensen, van de meeste weet ik niet wie het zijn, beginnen te eten. Het is toch belachelijk? Je bent jarig, en er komen alleen maar vage mensen die je niet kent! Ik let niet op de andere mensen, ik staar gewoon voor me uit. Dat doe ik niet vaak, maar nu wel.
'Vulpecula, eet eens wat,' zegt mijn vader, 'Je zit al een half uur voor je uit te staren zonder dat je wat eet.'
'Ik heb geen honger,' zeg ik.
'Vulpecula, het is heel slecht om niet te eten,' bemoeit tante Isabella zich ermee.
'Die mensen in de stad zagen er anders niet uit alsof zij zo veel te eten hebben,' breng ik er tegenin.
Meteen weet ik dat het niet verstandig was dat te zeggen. Ze begrijpen er toch niets van, dat weet ik zeker. Als je weet hoe tante Isabella er op reageerde...
'Maar zij zijn niet van zuiver bloed, zoals jij,' zegt mijn vader.
Dit maakt me boos, ik weet dat het niet verstandig is om te zeggen, maar ik zeg nogal eens dingen voor ik er bij nagedacht heb.
'Maar dat maakt niet uit! Ik geloof niet in dat bloedgedoe van jou!' schreeuw ik iets te hard.
Iedereen kijkt ineens geschokt mijn kant op. Mary Grace schudt haar hoofd zo onopvallend mogelijk, maar het kan me niets schelen. Niets is nog hetzelfde als je ontdekt hoe andere mensen leven.
'Ik wou dat ik halfbloed was geweest, of een heks met dreuzelouders,' zeg ik, 'Dan had ik hier tenminste niet gezeten.'
En dan loop ik weg, zonder iets te zeggen, zo onbeleefd als maar kan, maar ze kunnen me niets schelen. Ik ben meestal aardig tegen mensen, maar dan moet ik wel met die mensen overweg kunnen. Als ik iemand niet aardig vindt, ben ik ook niet aardig tegen die persoon. Ik loop de zaal uit, struikel een keer over mijn jurk, maar ik krabbel weer overeind en loop verder. Ik ga terug naar mijn kamer. Nu moet ik van die jurk af zien te komen. Ik probeer met mijn hand de achterkant los te maken, maar ik kom er niet goed bij. Ik duw mijn hand met mijn andere hand naar de plek waar alles vast geknoopt zit, en ik kan er net bij. Ik trek de strik los, en ik voel dat de jurk meteen een stuk losser zit. En nu... Het is niet makkelijk om dit uit te trekken. Wacht eens, kan ik dit ding niet kapot maken als ik mezelf groter maak, of val ik dan flauw? Of kan ik mezelf kleiner maken, zodat ik er uit pas? Ik denk dat dat laatste een beter idee is. Ik maak mezelf kleiner, tot ik nog maar een meter dertig lang ben, en zo dun dat het met de lengte klopt. De jurk zakt naar beneden, en ik doe mijn best die over mijn hoofd uit te trekken. Nu heb ik de hoepel nog aan, en mijn ondergoed, waaronder heel veel onderrokken. Hoe krijg ik die hoepel nou weer uit zonder hulp? De hoepel is van hout, maar te stevig om kapot te maken. Ik maak mezelf weer mijn normale grootte, en laat een bediende komen. Daar is een speciale spreuk voor, dat kan nog wel eens handig zijn. Er komt een wat oudere vrouw aan.
'Wat kan ik voor u doen?' vraagt ze.
'Ik wil van deze kleren af, en ik wil graag een jurk die praktisch zit en er arm uitziet, en een mantel,' zeg ik.
'Maar hoogheid, want bent u van plan?' vraagt ze.
'Dat gaat alleen mij aan,' zeg ik een beetje kortaf, 'Maar ik heb er een praktische jurk voor nodig die er arm uitziet, en een mantel. Het liefst met een kap.'
De vrouw loopt meteen weg om het te halen. Een van de weinige voordelen van mijn positie: De bediendes luisteren naar me, en als ze vragen stellen, ben ik ze geen verklaring verschuldigd.
Even later komt de vrouw terug, met een eenvoudige lichtbruine jurk en een iets donkerdere mantel.
'Armen omhoog, Hoogheid, dan kan ik uw hoepel uittrekken,'zegt de vrouw.
Ik luister naar wat ze zegt, en mijn hoepel wordt uitgetrokken, net als al mijn onderrokken, tot ik alleen nog eenvoudig ondergoed aanheb. De bediende trekt meteen de andere jurk ook over mijn hoofd. Ik trek de jurk zelf verder aan.
'En nog een ding, mag ik een schaar?' vraag ik, als ik ook de mantel aantrek, en die om mijn schouders sla.
Reageer (1)
ahwwwwwww moooooooi(H) snel verder(H)
1 decennium geleden