1.
Ik werd wakker van de zoveelste nachtmerrie en keek op mijn wekker, 2:30, elke keer dezelfde tijd, elke keer dezelfde nachtmerrie.
Ik draaide me om en sluit mijn ogen, een verwoede poging tot slapen die wederom mislukt.
‘IK KAN ER NIET MEER TEGEN’ schreeuw ik en smijt met mijn wekker naar mijn spiegel.
Ik houd mijn oren dicht wachtend op de klap van mijn brekende spiegel, maar het komt niet.
Ik blijf wachten maar het komt niet, langzaam doezel ik weer in slaap.
Als ik wakker word kijk ik naar mijn spiegel, verbaast spring ik uit mijn bed.
‘mijn spiegel, hij is weer heel’, stamelde ik en draaide mijn kast open om mijn kleding te pakken.
Alweer dezelfde morgen , het is altijd hetzelfde, wat ik ook doe.
Ik ren naar beneden en als ik de kamerdeur opensla loopt mijn moeder me tegemoet.
‘hallo meisje van me ,ben je weer wakker?’, vraagt ze.
Even voel ik de drang om vreselijk sarcastisch te reageren maar ik houd me in, deze keer geen ruzie.
‘ja mam, ik had weer die nachtmerrie’ zuchtte ik.
Mijn moeder negeerde me, ze dacht dat ik niet goed bij mijn hoofd was.
Het is ook allemaal zo oneerlijk, niemand geloofde me, helemaal niemand snapte me.
Niemand begreep mij, ze denken allemaal hetzelfde, ‘dat kind moeten ze opsluiten’, ‘zij hoort niet thuis in deze maatschappij’.
En mij deed het elke dag meer zeer, ik zag het nut niet meer.
Ik slenterde naar boven en maakte me klaar voor school, nouja, wat er van school overbleef. Ik pakte mijn tas en liep naar mijn fiets, jahoor, weer die lekke band, gelukkig ben ik er aan gewend geraakt en plak ik mijn band nu in 5 minuten.
Ik moet flink doortrappen als ik nog op tijd wil komen.
Tijdens het fietsen bedacht ik me het een en het ander. Elke dag weer dezelfde doom, maar dan een tikje anders, soms is het donker, soms is het licht.
Het voelt alsof ik nergens veilig ben, ze zullen me altijd vinden.
Het moest wel wat betekenen, iemand wil mij iets duidelijk maken, maar wat?
Om half negen fiets ik het schoolplein op, weer dezelfde groepen die me vuil aankijken.
Ik ga op mijn eigen plekje zitten wachten op de schoolbel.
Even dacht ik dat het ooit nog goed zal komen, maar ik haal die gedachte meteen weer uit mijn hoofd.
Het zal nooit gebeuren, ik zal altijd opgesloten zitten, het is oneerlijk, ONEERLIJK.
Zachtjes begin ik te huilen, waarom gebeurt dit mij?
Ik wil dit niet, ik wil normaal zijn, zoals iedereen.
Ik wil kunnen dromen, kunnen leven zoals ieder ander mens, maar voor mij is alle hoop verloren.
Ik ben verloren….
De schoolbel ging maar ik merkte het niet eens meer op.
Ik was zo intens verdrietig, niemand kon me helpen, ik sta er alleen voor.
Misschien zal er ooit een dag komen dat de pijn weggaat, maar alles is nog zo vers.
Ik veeg mijn tranen weg en kijk om me heen, alles is zo verlaten, zo stil.
Het is gewoon te stil op het schoolplein.
Ik sta op en loop naar de schommels, ik ga zitten.
Langzaam schommel ik heen en weer tot ik in mijn ooghoeken iemand zie lopen.
Ik stop en kijk op, een onbekend iemand stapt het schoolplein op.
Langzaam word de schim zichtbaar en word het duidelijk dat het een jongen is.
Het is nog steeds stil, het is gewoon onmogelijk, je hoort zijn voetstappen ook niet.
Ik blijf hem aanstaren maar hij ziet me niet, in een rechte baan loopt hij naar de deur.
Verbaast blijf ik hem aanstaren tot hij in de school verdwijnt.
Ik sta op, het word tijd om ook maar eens naar de les te gaan.
Er zijn nog geen reacties.