Prinses Anneliese Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 5
'Phillip, Phillip! Wakker worden vriend! Anneliese is terug! Ze heeft het overleefd!' zei iemand. 'Anneliese...' mompelde hij. Toen schrok hij wakker. Zijn ogen waren wijd open gesperd. 'Leeft ze nog?' zei hij vol vreugde. Hij schoot overeind, en keek om zich heen. 'Waar is ze? Waar is ze?' vroeg Phillip. Toen zag hij wie er voor hem stond. Het was David. 'Rustig, rustig. Ze is nog niet wakker. Maar ze leeft ieder geval nog wel!' zei David. Toen verscheen Hugo naast hem. 'De dokters zeggen dat het helemaal goed gaat komen met Anneliese!' zei hij. Daarna kwam de zuster de kamer binnen wandelen. 'Zuster! Zuster.' zei Phillip en hij liep naar haar toe. 'Zou ik haar nu mogen zien?' vroeg hij hoopvol. De zuster zuchte. 'Oké, u mag haar zien. Maar u moet wel heel rustig blijven!' zei ze. 'Ik beloof dat ik rustig zal zijn.' zei Phillip. 'Goed dan. Kom maar mee.' zei ze. De zuster liep terug naar waar ze vandaan kwam en Phillip volgde haar. 'Daar licht ze. Op het zevende bed, met dat gordijn.' zei de zuster, en ze wees naar het zevende bed. Phillip liep er naar toe. Hij was nerveus. Hoe zou het met haar gaan? Zou ze niet meer zo bleek zien? Vroeg hij zichzelf af. Voorzichtig haalde hij het gordijn opzij. Daar lag Anneliese. Als een roos te slapen. Haar hoofd lag naar hem toe gedraaid. Haar lange blonde haar, lag in een gouden glans naast haar. Er stond een stoel naast Anneliese's bed. Daar ging hij op zitten. Voorzichtig pakte hij Anneliese haar hand vast. Zo zat hij een lange tijd naar Anneliese te kijken. Hij stond op en ging aan de rand van haar bed zitten. Zachtjes legde hij zijn hand op haar wang. Langzaam, heel langzaam deed Anneliese haar ogen open. Waar ben ik? Vroeg ze zich af. Ze keek naar een stoel. Er zat iemand in de stoel. Maar wie? Ze kon hem niet herkennen. Alles was zo wazig! Ze begon zich te concentreren. Haar beeld werd langzaam scherper, maar toen weer waziger. Uiteindelijk lukte het haar om scherp te kunnen zien. Ze zag Phillip op de stoel zitten. Hij keek naar buiten. Er rolde een traan over Anneliese's wang. 'Phi-Phillip!' zei ze blij. Geschrokken keek Phillip, Anneliese aan. 'Anneliese!' zei hij blij. Hij stond op van de stoel en ging op de rand van het bed zitten. Phillip legde zijn hand op Anneliese's wang, en veegde de traan weg. Er kwam een zuster aanlopen. 'Ah! Je bent bijgekomen!' zei ze. 'Wacht maar even. Dan haal ik wat te eten voor je!' zei ze, en ze liep weer weg. 'Wat fijn dat ik weer in je ogen kan kijken!' zei Phillip. Anneliese glimlachte. Toen schoot alles haar weer te binnen en ze schoot overeind. 'De rovers! Waar zijn ze? Is iedereen veilig? Waar zijn David, Denise, Jasemine en Hugo? Hebben de rovers ze?' zei ze in paniek. Phillip pakte Anneliese bij haar schouders en drukte haar voorzichtig weer achterover. 'Rustig, rustig. Iedereen is veilig. Denise, Jasemine, David en Hugo zitten in de kamer hiernaast. Ze wachten tot ze je mogen zien.' zei hij. Anneliese haalde diep adem. Daarna werd ze rustig. 'Gelukkig.' zei ze opgelucht. Ze werd bleek en sloot haar ogen weer even. 'Anneliese? Blijf je er wel bij Anneliese?' vroeg Phillip gespannen. Hij pakte haar hand vast. De zuster kwam aanlopen. 'Kom. U moet gaan. De patiënt heeft nu rust nodig.' zei ze. Phillip liep de kamer uit. 'Heey Phillip, je bent terug!' zei Jasemine toen Phillip de deur kwam doorlopen. 'Huh? Ow ja.' zei hij verwart. 'Hoe is het met Anneliese? Heb je haar gezien?' zei Denise. Phillip knikte. 'Ik heb haar gezien.' zei hij met een zucht. De rest werd stil en keek vol aandacht naar Phillip. 'En?' vroeg David. 'Ik heb even met haar gesproken. Ze wist eerst niet waar ze was. Toen schoot haar alles weer te binnen en vroeg in paniek waar jullie waren. Ik legde haar uit dat jullie veilig en wel in deze kamer zaten. Ze glimlachte en zakte toen weer weg. Ik moest toen weg van de zuster.' De rest keek bedroeft. 'En nu?' vroeg Hugo. 'Nu? Tja, nu is het een kwestie van wachten tot ze weer bij komt.' zei Phillip. 'Maar ik denk dat het het beste is als Denise en Jasemine naast haar staan, als ze wakker word.' De andere knikte instemmend. 'Maar Phillip. Wat vind je eigenlijk zo leuk aan Anneliese? Je hebt haar voor het eerst ontmoet op het bal van koning Ronald en koningin Delia.' zei Jasemine. Phillip glimlachte. 'Dat zal ik je uitleggen. Zie je, ik ben geen prins. Ik ben een koning. Ik ben al een lange tijd op zoek naar een vrouw. Toen kreeg ik via koning Ronald en koningin Delia te horen, dat er een charmante, lieve, leuke prinses was. Dus ik besloot naar het bal te komen. Daar hoorde ik allerlei verhalen over Anneliese. Ook al kende ik haar toen nog niet, ik voelde toen al dat er iets speciaals aan haar was. En dat klopte dus ook. Toen ik haar de trap af zag lopen kon ik mijn ogen niet geloven, dat er zo'n mooie prinses bestond. Ik werd spontaan verliefd op haar. En zo zit het dus.' zei Phillip. Hij bloosde een beetje. 'Wat romanties!' zei Denise. Ze lachte. 'Maar hoogheid, weet Anneliese ook dat u een koning bent?' vroeg Jasemine. Phillip keek naar de grond. 'Ze, ze denkt dat ik een lakei ben.' zei hij zachtjes. 'Wat moet ik nou doen?' Hugo keek even op. 'Als ik u een voostel mag doen, u kunt het beste wachten tot het juiste moment. Wanneer u bij een riviertje zit, of gewoon op een rustig moment.' zei hij. Phillip knikte. 'Dat is een goed idee Hugo.' zei hij. Hij zuchte diep. 'Kom op Denise, we gaan even kijken hoe het met Anneliese is!' zei Jasemine. Ze pakte Denise bij haar hand en nam haar mee. Anneliese zat rechtop in bed. Op haar schoot had ze een warme kop soep. Toen Jasemine en Denise aan kwamen lopen keek ze vrolijk op. 'Anneliese!' zeiden Jasemine en Denise tegelijk. Anneliese lachte. Vlug gingen Denise en Jasemine op de zijkanten van haar bed zitten. 'Hoe voel je je?' vroeg Denise. 'Ik voel me al wat beter. De wond is gehecht en is nu aan het genezen.' zei Anneliese. 'En morgen mag u al weer weg!' zei een zuster die aan kwam lopen met een dienblad. Ze had een vriendelijk gezicht en donker bruin haar. 'Egt?' vroeg Anneliese. De zuster knikte. 'Je wonden genezen snel. Maar je moet wel voorzichtig aan doen. Je mag dan nog niet te veel rennen, klimmen, bukken, draven en galopperen. Over een paar weken moet je hier weer terug komen omdat de dokter dan wil kijken naar je wond. 'Ow geweldig!' zei Anneliese blij. 'Maar je moet nu nog wel rustig aan doen.' zei de zuster met een glimlach. Daarna liep ze verder. De volgende ochtend gingen ze weer opweg. Rustig stappend met de paarden. 'Wat een avontuur hé?'zei Denise. 'Zeker weten!' zei Jasemine. Phillip reed dicht bij Anneliese om haar goed in de gaten te houden. 'Hmm, ik heb het een beetje koud. En jullie meiden?' zei Anneliese. 'Ja, ik ook wel een beetje.' zei Denise. 'Nou, kom op dan! Dan trekken we onze mantels aan!' zei Jasemine. Ze stopte even en trokken hun mantels aan. 'Dat is beter.' zei Anneliese. 'We moeten gaan zoeken naar een herberg, het word al donker en Anneliese, jij moet rusten voor je wond.' zei Phillip. 'Nee hoor, hoeft niet. Het doet nog geen zeer en ik ben nog lang niet moe.' zei ze koppig. 'Een aantal kilometer verder op ligt het dorpje: Gwaska. Misschien dat we daar de nacht door kunnen brengen?' zei David. De anderen knikten. Rustig reden ze verder. Een tijdje later zaten ze met zijn alle in een herberg. 'Willen jullie wat eten of wat drinken?' vroeg de waard. Hij was lang en oud. Hij had grijzend haar dat golfde. Hij had ook een baard en een snor, die door liepen tot aan zijn buik. 'Uhmm, ik zou graag een groot maal willen hebben voor ons zessen, en een grote kan water alstublieft.' zei Anneliese. De andere glimlachte dankbaar. 'Zeg, zouden jullie nu niet eens die mantels afdoen? Het is hier lekker warm hoor!' zei Hugo. Anneliese schudden haar hoofd. 'Nee, ik houd hem liever nog even om.' zei ze. Maar ze hadden het nog nauwelijks gezegd of ze had de mantel nodig. Er kwamen zes ridders in harnassen binnen. Ze zagen er niet bepaald vriendelijk uit. Anneliese, Denise en Jasemine herkenden de ridders. Het waren ridders van het kasteel waar Anneliese in hoorde te zijn. Vlug deed Anneliese de kap van haar cape over haar hoofd heen en Jasemine en Denise volgde haar voorbeeld. Eén van de ridders stapte een tafel op, terwijl de andere de herberg rondliepen en mensen in het gezicht wouden kijken. 'Wij zijn op zoek,' zei de ridder op de tafel. 'Naar prinses Anneliese! Een tijdje geleden is ze weg gelopen van huis, maar het is voor haar nu tijd om terug te keren, samen met haar dienst meisjes, naar het paleis!' sprak hij luid en duidelijk. Toen stapte hij zelf van de tafel af en liep de herberg rond. Langzaam maar zeker, kwamen ze steeds dichter bij Anneliese. Ze werd gespannen, pakte Phillips hand en kneep er zachtjes in. 'Rustig,' zei Phillip. 'Het komt goed. Daar zorg ik wel voor.' Anneliese lied zijn hand los. 'Pardon,' klonk er ineens een stem achter Anneliese. 'Zout u misschien uw kap af willen doen en zich daarna willen omdraaien. Zodat ik u in het gezicht kan kijken.' Wat nu? Dacht Anneliese. Als ik weiger, dan hebben ze me door maar als ik het doe hebben ze het misschien ook door. Toen kreeg Anneliese een idee. Snel kromde ze haar rug en keek schil. Ze deed haar kap af en draaide zich om. Met een krakende stem vroeg ze: 'Wat is er jonge ridder?' 'Niks, jonkheer.' en hij liep door. Anneliese haalde opgelucht adem. Phillip gaf haar kus op haar wang. 'Slim bedacht!' zei hij. De ridders liepen terug naar de deur. De waard kwam het eten brengen. De ridder draaide zich in de deuropening nog even om en zei: 'Sorry voor het ongemak, wij zullen u verder niet meer lastig vallen.' Toen gebeurden het! De waard stootte perongeluk Anneliese’s hoed af, waardoor haar lange bruine haren los raakte en ze herken baar was. De ridder zag het en riep luid: 'DAAR IS ZE!' direct stormde de zes ridders terug naar binnen en rende op Anneliese af. Anneliese werd bleek. En dacht koorts achtig na. Toen keek ze naar de deur en kreeg toen een idee. Ze draaide zich om en zei: 'volg mij!' Daarna rende ze recht op één van de ridders af. Die schrok zich te pletter en stond vast genageld aan de grond. De ridder achter hem trok zijn zwaard, voor het geval dat dat nodig was. En dat was het ook. Anneliese draaide sierlijk om de ridder die aan de grond genageld was, heen en pakte zijn zwaard af. Direct daarna hakte ze in op de tweede ridder zijn zwaard. De ridder schrok zich te pletter en vocht terug. Maar Anneliese was sterker. Ze pakte het zwaard van de ridder af. De derde ridder was sterker dan de eerste twee. Hij vocht hard terug. Het zag ernaar uit dat Anneliese ging verliezen! Maar toen kreeg ze hulp van Denise en Jasemine. En zo gingen de derde, de vierde en de vijfde ridder onderuit. De zesde ridder, en ook de hoofdman van de ridders, grijnsde vals naar Anneliese. Hij trok zijn zwaard. Maar voor Anneliese in actie kon komen werd ze ruw bij haar armen gepakt. De ridders die ze verslagen hadden achter gelaten, waren opgestaan en hadden Denise, Jasemine en nu ook Anneliese te pakken. Ze deden ruw haar armen op haar rug. Gebukt en met veel pijn aan haar wond werd Anneliese, samen met Denise en Jasemine, mee naar buiten genomen. 'Auw! Laat me los vieze bullebak! Laat me los! Laat me los! Auw! AUW!' Phillips bloed begon te koken. 'LAAT HAAR GAAN RIDDERS!' Riep hij. Vol verbazing draaide alle ridders zich om. 'Wie heeft het lef, zo tegen ons te spreken?!'zei de ridder hoofdman. 'Ik.' zei Phillip scherp. De ridder hoofdman keek naar Phillip, schrok en knielde neer. 'Koning Phillip! Sorry het spijt me! Ik had u niet gezien.' zei hij. 'Laat haar gaan!' zei Phillip weer scherp. De ridder stond op en keek hem strak aan. 'Het spijt me heer. Maar ik ben niet in dienst bij u, en kan dus geen bevelen van u uitvoeren.' zei de ridder. Hij draaide zich om en liep de deur uit. 'DUEL!' riep Phillip. De ridder hoofdman stond weer stil. 'Als ik win. Laat u de prinses en haar bediendes gaan. Als u wint, neemt u de prinses en haar bediendes, mee terug naar het paleis.' 'Daar ga ik mee akkoord!' zei de ridder hoofdman. Ze liepen naar buiten. De mensen die in de herberg waren, gingen mee naar buiten. Hugo, David en Phillip stonden aan de ene kant. Anneliese, Jasemine, Denise en de ridders aan de andere kant. Phillip trok zijn zwaard. De ridder hoofdman haalde zijn zwaard uit zijn gesp en het gevecht begon. De zwaarden kaatsten tegen elkaar. En Phillip streed zoals hij nog nooit gestreden had. Phillip was sterk in het zwaard vechten. Anneliese stond trillend op haar benen toe te kijken. Toen gebeurde het. De ridder hoofdman haalde uit en gaf Phillip een diepe snee in zijn arm. Phillip schreeuwde van pijn en het bloed, stroomde uit zijn arm. 'PHILLIP!' riep Anneliese. Er rolde een traan over haar wang. Phillip keek even naar zijn arm en werd toen nog bozer dan hij al was. Hij begon weer te vechten en te vechten. Toen maakte de ridder hoofdman een onverwachte beweging. Phillip schrok. De ridderhoofdman begon steeds harder en harder terug te vechten. Het zag er niet goed uit voor Phillip. Toen gebeurde het: met een zwaai gooide de ridder hoofdman, Phillips zwaard uit zijn handen. De ridder drukte de punt van zijn zwaard tegen Phillips keel. 'NEE!' riep Anneliese. Toen liet hij zijn zwaard zakken. 'U hebt van mij verloren! Ik neem de prinses mee terug naar het paleis!' zei hij luid. Anneliese barste in tranen uit. Phillip zakte verslagen op de grond neer. Anneliese wou naar hem toe rennen, maar voordat ze ook maar één beweging kon maken hadden twee ridders haar vast bij haar armen. 'Nee! Phillip!' riep ze. De tranen stroomde over haar wangen. Ze trapte de ridders hard op hun tenen. Daarna beukte ze tegen hen aan. De ridders lieten haar los. Gelijk rende ze naar Phillip toe. Ze ging zitten op haar knieën, pakte met beide handen Phillips gezicht vast en duwde die zachtjes omhoog. Phillip keek haar met verdrietige ogen aan. 'Het maakt niet uit dat je verloren hebt!' zei ze zachtjes. 'We zullen snel weer bij elkaar zijn!' Anneliese kuste Phillip. Toen werd Anneliese van achter ruw bij haar armen gepakt en me gesleurd.
Er zijn nog geen reacties.