Hoofdstuk 3

De volgende ochtend werd Anneliese vroeg wakker. Ze stapte haar bed uit en ging naar de badkamer. Toen ze de badkamer weer uit de badkamer kwam, zaten Denise en Jasemine op haar bed. 'Het voelt allemaal maar een droom van wat er gister avond gebeurd is' zei Anneliese. 'Maar, dat is het niet' zei Denise. 'Ik heb echt zin in vanavond!' zei Jasemine. 'We moeten alleen wel een kaart mee nemen want anders raken we verdwaald!' zei Denise. 'Dat is een goed idee. Zullen we vanmiddag weer naar het dorp gaan om een kaart te halen?' vroeg Jasemine. 'Goed idee, pak je spullen! We gaan nu direct!' zei Anneliese. Al gouw waren ze terug in het paleis en terug op de kamer van Anneliese. 'Geweldig! Nu alleen nog vragen aan vader en moeder of jullie hier mogen slapen.' zei Anneliese. Ze liep de kamer uit. Even later kwam ze terug. 'Ze vinden het goed! Maar we moeten voor tien uur slapen.' zei Anneliese. 'Ik weet niet of dat wel gaat lukken! Ik heb er zo'n zin in!' zei Denise. Ze lachte. 'Wat zullen we gaan doen?' vroeg Anneliese. 'We kunnen niet gaan paardrijden, want dan zijn de paarden uitgeput voor vanavond!' zei Jasemine. 'Wat moeten we dan doen?' zei Anneliese. 'We kunnen boeken lezen?' zei Denise. 'Dat is misschien wel de beste optie.' zei Anneliese. Dus ze pakte allemaal een boek en gingen lezen. De tijd vloog voorbij. Voor ze het wisten, was het al tijd voor het dineer. Tijdens het eten waren Jasemine, Denise en Anneliese stil. Maar hun ogen glinsterde van opwinding. 'Hoe vond je het bal gister avond, lieveling?' vroeg de koningin. 'Het was heel leuk.' zei Anneliese. 'Dat was ook te zien. Wie was die jonkheer met wie je stond te dansen?' vroeg de koning. 'Dat was jonkheer Phillip. Hij is zo leuk vader! We houden van dezelfde dingen, en hij is knap en lief.' zei Anneliese. Daarna bloosde ze. De koning lachte. 'Zo, zo. Anneliese is verliefd.' zei hij. Anneliese werd rood. De koningin glimlachte.'Het is ook niet gek dat je verliefd bent geworden op jonkheer Phillip. Hij is ook heel knap en sterk!' zei ze. Het gesprek over Phillip ging nog een lange tijd door. Tot het negen uur was. 'Vader, moeder. Zou ik van tafel mogen? Want dan kunnen Jasemine, Denise en ik zo meteen al gaan slapen.' zei Anneliese. 'Ja, hoor lieverd.' zei de koningin. 'Dank u.' Anneliese, Jasemine en Denise stonden op van de tafel en liepen de zaal uit. 'Oow! Nog enkele uren en dan gaan we weg!' zei Denise. Ze liepen de kamer van Anneliese in. 'Laten we maar een beetje slapen. Één iemand moet wakker blijven. Dat wisselen we om het uur af.' Zei Anneliese. 'Oké, ik blijf wel als eerste wakker.' zei Jasemine. 'Dat is goed. Wek je mij dan over een uur?' zei Denise. Jasemine knikte. De uren leken snel voorbij te gaan. Ook al was dat niet zo als je wakker moest blijven. Toen Anneliese het laatste uurtje wakker bleef, ging ze een brief schrijven voor haar ouders. Om klokslag twaalf uur, maakte ze Denise en Jasemine wakker. 'Wakker worden. Het is tijd!' zei Anneliese. Toen Denise en Jasemine wakker werden, schoten ze hun bedden uit en klede zich om. Ze namen een leren tas mee en deden daar wat extra kleren in. Ze stopte hun haren onder de hoeden en klaar waren ze. 'Nou kom op! We gaan.' zei Anneliese. Ze liepen ongezien de kamer uit, de trappen af, naar buiten, naar de stallen. Daar stonden de paarden van Anneliese, Jasemine en Denise. 'Hallo Apollo!' zei Denise. Ze aaide een groot grijs kleurig paard. De manen en de staart waren bijna wit van kleur. Jasemine had een heel ander paard: Bruin met zwarte benen en een witte bles. Het paard van Anneliese was weer anders. Haar paard was groot en licht bage van kleur.
Hij had een witte bles. Zijn manen en staart waren licht blond van kleur. En zijn benen en buik waren wit. Vlug zadelde ze de paarden op en namen ze mee naar buiten. Ze stegen op en reden weg. Ze kwamen aan bij een grote poort. Daar stond een wachter. 'Wie zijn jullie? Waar gaan jullie heen?'vroeg hij met een barse stem. 'Wij zijn nieuwe bodes van de koning. Wij moeten naar ver rijzen om een belangrijke brief af te geven.' Zei Anneliese met een lage stem. 'Ik zal dan de poort voor u openen.' zei de wachter. Hij opende de grote zware poort. 'Dank u.' Zei Jasemine. Ze reden vlug verder het bos in. Toen ze ver genoeg van de poort af waren, barste ze alle drie in lachen uit. 'Wie zijn jullie? Waar gaan jullie heen?' Denise imiteerde de stem van de wachter. 'We zijn eindelijk vrij!' juichte Anneliese. Ze galoppeerde een stuk verder. 'Eindelijk vrij! Eindelijk doen wat we willen!' zei Anneliese. Na een tijdje galopperen stopte ze. 'Wat denken jullie? Zullen we hier stoppen om te gaan slapen? En dan weer morgen vroeg weer verder rijden?' zei Denise. 'Goed idee!' zei Jasemine en ze stapte af. 'Maar we hebben geen bedden!' zei Denise. 'Heb ik aan gedacht. Ik heb een kleedje mee genomen en een dekentje.' zei Anneliese. Ze pakte uit een leren tas die aan het zadel vast zat een groot kleed en spreiden dat op de grond neer. Daarna pakte ze drie dekentjes uit de andere zak en gaf Jasemine en Denise eentje. Ze bonden de paarden met de teugels vast aan een boom. Daarna gingen ze lekker liggen en vielen al snel in slaap. De volgende ochtend werden ze wakker door de zon die in hun gezichten scheen. 'Goede morgen.' zeiden ze alle drie tegelijk. 'Wilt iemand misschien wat eten?' vroeg Denise. Ze pakte uit haar leren tas een paar boterhammen. 'Ja, lekker!' zei Jasemine. Ze pakte drie boterhammen en gaf er één aan Anneliese, en één aan Jasemine. Na een klein maar lekker ontbijtje reden ze weer verder. Ze reden langs de mooiste stukken van het land. In de avond kwamen ze aan in een dorpje. Er was een grote herberg die: "De viering" heette. Ze liepen naar binnen. 'Hallo' zei een man. Het was de waard van de herberg. 'Hallo, wij zouden graag overnachten hier. En onze paarden hebben verzorging nodig.'zei Denise met haar lage stem. 'Dat is goed. Maar dan moet ik uw naam wel weten.' zei hij met een vrolijke stem. 'Schrijft u het maar onder mijn naam: Jonkheer Hubrecht.' zei Anneliese. De waard knikte en schreef het op in een groot boek. 'Ik neem aan dat u een kamer voor drie personen wilt?' vroeg hij. 'Als dat zou kunnen graag.' zei Anneliese. 'Komt u maar mee.' zei de waard. Hij pakte een sleutel en liep een trap op. Anneliese, Jasemine en Denise volgden hem. Het was oud in de herberg. Elke stap die je zette op de trap kraakte. Er hingen veel schilderijen. Ze liepen een gang door. En nog één, en nog één. Tot de waard plotseling stopte. 'Hier is het.' zei hij. Hij stopte de sleutel in de deur en deed hem open. Het was een ruime kamer. Er stonden drie opgemaakte bedden naast elkaar. Het waren smalle kleine bedden. Anneliese, Jasemine en Denise liepen de kamer in. 'Bedankt' zeiden ze. 'Wilt u misschien ook een avond maal?' vroeg de waard. 'Ow, ja dat zou fijn zijn.' zei Denise. 'Oké, over een half uur staat er voor jullie beneden een lekkere maaltijd klaar.' zei hij. De waard liep de kamer uit. 'Wouw! Onze eerste plek met onderdak waar we overnachten!' zei Jasemine. 'Ik kan het nog steeds niet geloven. Het is ons gelukt! We zijn vrij! Weg van het paleis met alle regels!' zei Anneliese. 'Maar, u zult waarschijnlijk nu jonkheer Phillip een lange tijd niet meer zien.' zei Denise. 'Dat is waar. Maar, ik wil zo graag avonturen beleven! Weten hoe het is om te leven in een dorp. Zonder al die regels!' zei Anneliese. 'Laten we maar naar beneden gaan. Het eten is zo klaar.' zei Jasemine. De drie vriendinnen liepen de kamer uit en de trap af. Beneden gingen ze aan een ronde houten tafel zitten. Niet veel later kwam de waard naar ze toe met een heerlijk maal: gebakken eend, met aardappelen, wortels en bonen. Hij zette het voor de drie neer. 'Mag het u smaken.' zei de waard met een knikje, en hij liep weer weg. Toen Anneliese naar het eten keek, voelde ze hoe veel trek ze had. Vlug pakte ze een mes en vork, en begon te eten. Denise en Jasemine volgden haar voorbeeld. Toen ze klaar waren met eten, liepen ze weer terug naar boven, naar hun kamers. Ze gingen liggen in hun bedden en vielen in een diepe, diepe slaap. De volgende ochtend werden ze laat wakker. Toen ze naar beneden gingen, was het ontbijt al voorbij en was het tijd voor lunch. De waard kwam naar ze toe. 'Wilt u lunchen voordat u verder gaat?' vroeg hij. 'Ja graag.' zei Jasemine. Ze gingen weer zitten aan de ronden tafel. De waard kwam aan lopen met drie borden met daarop drie dikke boterhammen. Één met ei, één met jam en één met ham. De vrouw van de waard kwam aanlopen met drie volle bekers met melk. 'Eetsmakelijk' zei ze. Ze glimlachte vriendelijk. Op hun gemak aten Denise, Anneliese en Jasemine hun lunch op. Even later betaalden ze de waard voor het eten en hun verblijf. Ze liepen naar de stallen en haalde hun paarden daaruit. Ze stapte op en reden weer verder door de bossen. 'Zullen we een liedje zingen?' vroeg Denise. 'Ja! Zullen we het lied "vrijheid" zingen?' zei Jasemine. 'Dat is goed.' zei Anneliese. Samen begonnen ze het liedje te zingen. Toen ze stopte met zingen, sprong er een hert voorbij. Ze reden nog lang door en zagen allerlei dieren en mooie gebieden. Al snel werd het schemerig. 'We kunnen beter zo meteen weer stoppen en een slaap plaatsje maken. Ineens stopte Apollo. 'Apollo? Wat is er?' zei Denise. Apollo keek angstig om zich heen. 'Er is niks om bang voor te zijn hoor!' zei Denise. Ze gaf hem een tikje en Apollo liep verder. Ineens hoorde ze iets knakken in de bosjes. 'Wat was dat?' vroeg Jasemine een beetje angstig. 'Vast een konijntje.' zei Anneliese. En toen gebeurde het. Ineens sprongen er van voor, achter, links en rechts, allemaal mannen te voorschijn. 'Je geld of je leven!' riepen ze. 'Rovers!' riepen Anneliese, Jasemine en Denise te gelijk. 'Goed gezien!' zei één van de rovers. Het was de rover hoofdman. 'Nou, kom op! Je geld of je leven!' zei een andere man. De rover hoofdman liep een rondje om de drie heen. Hij had half lang, vettig, pik zwart haar. 'Ik word ongeduldig. En als ik ongeduldig word, dan gebeurd er niet egt iets goeds.' zei de rover hoofdman. 'W-we hebben geen geld.' zei Anneliese. 'Haha! En dat moeten wij geloven? Nu stel je echt mijn geduld op de proef!' zei een andere rover boos. 'Misschien luisteren jullie als we één van jullie weg laten gaan?' zei de rover hoofdman. De andere rovers grinnikten. De rover hoofdman hief zijn hand op en gaf een harde klap op het achterwerk van het paard van Anneliese. Die schrok zich te pletter en galoppeerde in doodsangst weg, met Anneliese op zijn rug. Anneliese was bang. Maar kreeg zichzelf al gouw weer onder de controle. Ze probeerde haar paard te stoppen. Maar het was zo bang, dat het door bleef galopperen. Anneliese begon rustig, geruststellende woordjes te zeggen. 'Stop maar Rakker. De rovers zijn weg. We zijn veilig.' Langzaam werd het paard wat rustiger en stopte met galopperen. Even later stonden ze stil bij een riviertje, dat kalm kabbelde. Het was donker. Anneliese stapte af en liep naar het riviertje. 'Drink maar wat, je zult wel dorst hebben.' zei ze. Toen Rakker gedronken had, bond Anneliese hem vast aan een boom. Ze pakte de kleedjes uit de leren tas. 'Het heeft nu geen zin om nog verder te gaan rijden, opzoek naar Jasemine en Denise.' zei Anneliese. Ze spreiden het dekentje uit en ging onder een ander dekentje liggen. Piekerend, over hoe het zou gaan met Jasemine en Denise, viel ze in slaap. Toen ze wakker werd, was de zon al op. Ze liep naar het riviertje en gooide wat water in haar gezicht. Ze pakte het kleedje en haar dekentje in. Daarna ging ze een tijdje aan de kant zitten, kijkend naar het rustig stromende water. Ze had niet veel geslapen die nacht. Ze maakte zich teveel zorgen over Jasemine en Denise. Hoe zou het met ze gaan? Zouden ze veilig zijn? Zouden ze weg zijn bij de rovers? Al die vragen spookte door Anneliese haar hoofd heen. Ze kon het niet aan. Niet in haar eentje. Ze huilde. Ineens klonk er een stem uit de bosjes. 'Woooow!' Voor Anneliese kon kijken, kwam er een jonkheer over de bosjes heen gevlogen. Hij viel hard neer op de grond. Anneliese schrok zich te pletter stond op, klom snel een boom in, en hield zich stevig vast aan een dikke tak. De jonkheer krabbelde overeind en klopte zichzelf af. Anneliese zag wie het was. En herkende hem meteen. Het was jonkheer Phillip. Maar ook al wist ze dat het jonkheer Phillip was, verroerde ze zich geen vin. Phillip keek even in het rond en zag toen Rakker staan. 'Ow, uhm. Hallo' zei hij, en hij liep op Rakker af. 'Wat ben jij een mooi beestje. Waar is je baasje? Die moet hier toch ergens in de buurt zijn!' Hij stak zijn hand uit, en aaide Rakker. 'Waar zou je baasje zijn?' vroeg hij zich hardop af. Hij keek nog eens in het rond. Annelies zette haar voet op een takje. Maar die brak af. De tak viel recht op het hoofd van Phillip. 'auw!' zei hij. Toen keek hij naar boven en keek in het bange gezicht van Anneliese. 'Hallo jonkheer, bent u de eigenaar van dit paard?' vroeg hij. Anneliese knikte. 'Zou u misschien die boom uit willen komen en hier voor me willen komen staan?' Anneliese knikte. Behendig, klom Anneliese de boom uit. Haar gezicht was bedekt met zwarte vegen. Phillip stak zijn hand uit. 'Hallo, ik ben jonkheer Phillip.' zei hij. Voorzichtig pakte Anneliese zijn hand vast, en schudde die. ‘I-ik ben jonkheer Hubrecht' zei ze met een lage stem. 'Aangenaam.' zei Phillip. Hij bekeek Anneliese nog eens goed. 'Maar wat is er aan de hand? U hebt een betraand gezicht!' zei hij toen. 'Het gaat niet zo goed. Ik was met mijn vrienden op reis. Het was erg gezellig en alles liep goed. Maar toen we gister in het bos reden werd het schemerig. En toen zijn we over vallen door een groep rovers. Ze hebben mij weg gejaagd. Maar nu ben ik mijn vrienden kwijt. En ik weet niet waar ik heen moet!' zei Anneliese. 'Rustig maar. Je kunt met mij en mijn vrienden een stukje mee reizen. Wij helpen ze je wel te vinden.' zei Phillip. Hij zag er nu heel anders uit dan toen op het bal. Hij had normale kleren aan, die slordig zaten en zijn haar zat door de war. 'Echt? Ow dank u!' zei Anneliese. 'Maar mag ik u nu wat vragen?' zei Anneliese. 'Tuurlijk.' zei Phillip. 'Waarom kwam u over de bosjes heen gevlogen?' Phillip lachte. 'Dat komt door mijn paard. Die is nogal eigenwijs en gooide mij net van zijn rug af!' Daarna moest Anneliese ook lachen. 'Kom maar met mij mee Hubrecht, mijn vrienden zijn niet ver hier vandaan.' zei Phillip. Anneliese pakte haar paard en reed achter Phillip aan. Phillip had een prachtig wit paard. Het paard was helemaal wit. Zelfs de hoeven waren wit. En de manen leken van zilver in de zon. 'Wauw! U hebt een mooi paard jonkheer Phillip.' zei Anneliese. 'Geheel wederzijds.' zei Phillip. 'Dank u' zei Anneliese. 'Je mag wel "je" tegen mij zeggen hoor.' zei Phillip. 'Maar Hubrecht, ken ik jou misschien ergens van? Je komt me zo bekent voor!' Anneliese bloosde. Ow nee, wat nu? Ik kan moeilijk zeggen: ja u hebt met mij gedanst op het bal van koning Ronald en koningin Delia. Want ik ben prinses Anneliese. Dacht ze. 'Uhm. Was u misschien bij het bal van koning Ronald en koningin Delia?' vroeg Anneliese voorzichtig. 'Ja, dat klopt. Ik was daar.' zei Phillip. 'Nou, ik was daar ook. We hebben elkaar vast even gezien daar.' zei Anneliese. 'Dat zou heel goed kunnen.' zei Phillip. Anneliese haalde opgelucht adem. Ze reden een stukje rechtdoor. Toen klonken er stemmen. 'Hèhè! Daar ben je Phillip!' 'Dat was niet echt een kort rondje rennen!' Het waren twee lange jonkheren. Ze waren even lang als Phillip. Ze zagen er ook sterk uit. De ene had donker bruin haar, sproeten en groene ogen. De ander had zwart, krullerig haar, en bruine ogen. 'Sorry jongens! Ik kwam iemand tegen die ik moest helpen!' zei hij. We stonden bij elkaar. 'Jongens, dit is Hubrecht. Hubrecht, dit zijn David...' Hij wees op de jongen met het blonde haar. 'en Hugo.' Hij wees naar de jongen met het zwarte haar. Ze gaven elkaar een hand. 'Aangenaam.' zeiden ze. 'Hubrecht is zijn vrienden kwijt en overvallen door rovers. Dus helpen wij hem zoeken naar zijn vrienden.' zei Phillip. 'Nou kom op dan! Dan gaan we gelijk op weg!' zei David. Anneliese keek nog eens goed naar de twee jonkheren. Toen wist ze wie het waren. David stond op het bal te dansen Denise, en Hugo stond te dansen met Jasemine! Ze stegen op en Galoppeerde door de bossen. Anneliese voelde zich helemaal op haar gemak. 'Heey Hubrecht! Jij kunt goed rijden joh!' zei Phillip. 'Het is het liefste wat ik doe!' zei Anneliese. Ze reden de hele dag door, en hadden ongelofelijk veel pret met elkaar. Toen het avond werd stopte ze en sloegen ze een klein kampje op. David en Hugo maakten een vuurtje, terwijl Phillip en Anneliese naar brand houd zochten. 'Je hebt erg aardige vrienden.' zei Anneliese tegen Phillip. 'Dankje.' zei Phillip. Toen ze genoeg brand hout hadden gevonden gingen ze terug naar David en Hugo. Het werd donker en David, Hugo, Phillip en Anneliese zaten gezellig rond het vuur te praten. 'Maar Hubrecht, vertel eens. Waar kom je vandaan? En waarom ben je op reis gegaan?' zei David. Anneliese bloosde. 'Ik kom uit een rijk gezin. Maar het was altijd maar: doe dit, doe dat! Je gaat naar dit, je gaat naar dat! En er waren zoveel regels. Dus ik ben toen samen met mijn vrienden weg gelopen.' zei Anneliese. Het was even stil. 'Het is best begrijpelijk dat je dat gedaan hebt. Maar het lost niet zo veel op hé?' zei Hugo. 'Ik heb nu ten minste wat vrijheid.' zei Anneliese. De jongens lachten. 'Daar heb je wel een punt!' zei David. 'Nou ja, laten we maar gaan slapen.' zei Phillip. Hij keek Anneliese aan. 'We hebben je vrienden nog niet gevonden. Maar we zullen ze vinden. Dat beloof ik!' zei hij. 'Dankje.' zei Anneliese een beetje verlegen. Daarna gingen ze slapen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen