Chapter 46
POV ; Carly Car Miller.
Ik word wakker door de zon dat op mijn gezicht schijnt. Zuchtend doe ik mijn ogen open.
Ik krijg een grote lach op mijn gezicht, als ik merkt dat Sam’s arm nog steeds rond mij ligt.
Voorzichtig draai ik me om onder zijn arm, zodat we ‘face to face’ liggen. Grinnikend kijk ik naar hem, wat is hij schattig als hij slaapt!
Met een vinger por ik in zijn wang, “Wakker worden, schone slaapster.” Grijns ik. Als hij nog niet wil wakker worden, nadat ik hem vijf keer heb gepord, ga ik op zijn buik zitten. “Wakker worden, Sammy.” Één oog doet hij open, en kijkt mij aan. En dan gaat zijn tweede oog open. Al snel tovert er zich een lach op zijn gezicht, “morgend.” Grinnikt hij. Snel geef ik een kusje op zijn wang, en ga van hem af waarbij ik kleren pak uit mijn tas en naar de badkamer huppel.
“Carly?” hoor ik Sam’s stem buiten de badkamerdeur. “Wat is er, Sam?” vraag ik, terwijl ik mijn short probeer aan te krijgen. “Weet jij waar Katherine is? Ze is namelijk niet in de kamer.” Even trek ik een wenkbrauw op. Snel doe ik mijn shirt aan, borstel mijn haar en wandel vlug uit de badkamer. Ik kijk naar het bed waar Dean en Kat lagen, en inderdaad ligt ze daar niet. Zuchtend doe ik mijn schoenen aan, en wandel naar buiten naar de mustang.
Als ik naar binnen kijk in de mustang, zie ik inderdaad Kat daar slapen. Grijnzend open ik de deur; “Rise and shine, baby.” Zeg ik luid. Schrikkend van mijn stem komt ze met een vaart recht, en stoot haar hoofd tegen het dak van de mustang. “Hmpff… Maak me nooit meer zo wakker als ik in een auto zit…” mompeld ze half-kwaad en wrijft over haar hoofd.
Grinnikend trek ik haar uit de mustang, en sluit die. “Kom,” zeg ik terwijl ik haar terug meeneem naar de kamer, “we moeten klaar zijn voor het vertrek naar de volgende missie.” “Maar Aaron is hier in de stad…” hoor ik haar mompelen. “En nee, je mag hem niet vermoorden!” lach ik. Ze trekt haar arm los, en blijft staan. Verbaast draai ik me om en kijk haar aan. “Waarom zou ik Aaron willen vermoorden?” zegt ze. “Wat? Maar je haat hem toch?” zeg ik niet-begrijpend. “Haten? Ik haat hem niet! Ik hou van hem!” Niet-Begrijpend kijk ik haar aan. Al snel herstel ikmezelf weer en sleur haar mee naar de hotelkamer.
Er zijn nog geen reacties.