Vierentwintig
Winter
Als het had gekund, zouden haar tranen bevroren zijn. Pegels van tranen zouden dan aan haar neus zijn blijven hangen. Voor haar ogen waren dan dunne laagjes ijs gegroeid. Dit alles overkwam haar gelukkig niet.
Ze zat geknield op de grond, met een grote lappendeken op de grond waar al haar aanstekers op lagen uitgestald. Aanstekers met hartjes of bloemetjes; aanstekers met de vlaggen van verschillende Europeese landen; aanstekers in de vorm van een sigaret; aanstekers met extra opties, zoals een zakmes of een pen; aanstekers met een lampje. Ze bezat ze allemaal en het was ook haar taak om ze allemaal kwijt te raken aan de winkelende voorbijgangers die op het laatste moment nog even hun kerstinkopen deden.
Er waren helaas maar weinig geïnteresseerden. De meeste mensen liepen gewoon voorbij, alsof ze haar en haar handeltje niet eens hadden zien zitten. Hun voeten lieten de pas gevallen sneeuw opstuiven. Langzaam daalde het dan weer neer op haar kleedje en bedekte de aanstekers, zodat ze ze telkens weer moest schoonwrijven met haar mouw. Deze was na een tijdje nog natter dan de sneeuw zelf en het lukte haar niet om te stoppen met rillen.
Zelf was ze ook bijna helemaal bedolven onder hopen sneeuw. Ze zat hier al sinds het middaguur. Het tijdstip waarop de meeste mensen hun huizen past durfden te verlaten, omdat de zon zich dan pas voor het eerst een beetje door de dikke, grijze wolken wist te dringen. Het was echter niet genoeg licht om haar nu nog te kunnen verwarmen en daarom had ze een van de aanstekers aangemaakt, in de hoop wat warmte te vergaren.
Ze werd afgeleid van de heerlijke warmte die het kleine vlammetje met zich meebracht, toen ze een heerlijke etensgeur rook. Ze had al zo lang niets lekkers meer gehad, dat haar ogen de geur volgden en ze aan het einde van de besneeuwde straat een heerlijke buffettafel zag, met een hoop mensen eromheen en ook zichzelf.
Na een tijdje staren ontdekte ze dat de vloeistof in de aansteker bijna op was en hij viel uit. Nu had ze het weer koud en intussen was er nog altijd niemand geweest die haar aanstekers wilde kopen. Ze veegde haar tranen af, die gelukkig niet waren bevroren door de warmte van de aansteker. Helaas deed hij het niet meer.
Het meisje deed een nieuwe aansteker aan en zuchtte diep toen de warmte haar weer overspoelde. Het was haast alsof iemand een warme deken om haar heen had geslagen. Ze hoorde een zachte stem bij haar oor, die haar vertelde dat ze zo beter haar warme bedje in kon gaan. De ruimte om haar heen was ingericht in rustige geeltinten en de meubels zagen er zacht en comfortabel uit.
Het liefst was ze op de sofa gaan zitten, maar de aansteker waaide uit. Het was opeens weer donker om haar heen en er waren ook veel minder mensen op straat. Er was weer sneeuw over haar lappendeken heen gewaaid, maar ze nam niet de moeite om dat weg te vegen. Het was zo koud, dat ze haar vingers niet meer kon strekken en het lukte haar niet om te stoppen met klappertanden.
Met trillende vingers pakte ze een nieuwe aansteker onder de sneeuw vandaan. Het was er een met twee gekleurde lampjes erin. Ze had hem altijd erg mooi gevonden en hoopte dat hij het net zo goed deed als dat ze hem bewonderde. Hij verwarmde haar zeker en een derde wonder rees op uit het niets. Het was alsof de tijd was stil blijven staan toen ze opkeek naar de gestalte die zo plots voor haar verschenen was en waarvan ze had gedacht dat die allang dood was.
Het meisje stak een stijve arm uit naar haar grootmoeder. Ze kon niet beseffen dat er zo veel geluk door haar lichaam zou kunnen stromen. De aansteker was al uit, maar ze liep geruisloos achter haar oma aan, naar een plek waar het warm bleef, terwijl er een klein hoopje sneeuw achterbleef.
Een glimlach speelde rond haar kleine, blauwe gezichtje. Sneeuw zat in haar wenkbrauwen en haar ogen waren gesloten.
Er zijn nog geen reacties.