Hoofdstuk 1
ik werd van rechts en links tegen mijn schouders aan gedrukt. Ik wou naar voren lopen, maar de mensen probeerde me mee te trekken naar achteren. Ik scheen de enige te zijn die de andere kant uit wou. De zon brandde op mijn gezicht, en de kleine druppels zweet dropen over mijn wangen naar mijn hals. Mijn haar zat plakkerig tegen mijn gezicht, en mijn shirt leek zich om me heen te winden. De druk om me heen werd erger, en de zon leek bij elke stap meer en meer te schijnen. De straat was te druk om links en rechts het einde te zien. geen huizen, geen bomen, geen lantaarnpalen, alleen maar mensen. achter me zag en hoorde ik mensen wegrennen. Scheeuwend, huilend, sommige hadden kleine kinderen in hun armen of op hun rug. Anderen hadden tassen vol kleren en eten, en weer anderen gaven de moed op, en vielen neer op de grond.
De mensenmassa baande zich een weg terug, over duizenden en duizenden lichamen die geen kik meer gaven. Voor me zag ik het licht, dat brande, en elke vezel in je lichaam leek te verschompelen. Maar ik wou er naar toe, ik moest er naar toe.
Netzoals alle andere baande ik mij een weg over de vele levenloze lichamen op de grond. Het was pijnlijk, je afzetten in het gezicht van een klein kindje, in de buik van een vrouw of vanaf de achterpoten van een volwassen hond. Maar het was noodzaak, ik kon niet anders. Als het kon zou ik deze plek verlaten, zou ik al deze mensen achterlaten in de razende paniek. Ik zou voor mezelf kiezen, dat zeker.
De heuvel lichamen rees hoger en hoger naar het licht, en ik klom omhoog, terwijl links en rechts mensen zich lieten meesleuren naar beneden, naar het bekende duister, weg van het mistieke witte licht. Het leek alsof de zon contact probeerde te maken met het land. Ik klom hoger en hoger, en hield me vast aan armen en benen, als het kon. Toen de heuvel wat minder stijl werd, was ik sneller bovenop. Op gegeven moment kon ik staan, naar voren leunend tegen de continue beukende massa. Ik was nu bijna bij het licht, bijna. Ik stak mijn bijde handen uit, en zag hoe de zweetdruppels van mijn handen afstroomden over mijn onderarmen. Het leek alsof de mensenmassa uit het licht renden, alsof er daarachter iets zich schuilhield, maar dat iets kon ik geen benaming geven. Ik hield mijn handen in de lichtbundels, en zette een stap vooruit. De volgende stap zou mijn eerst stap zijn in het licht. Maar toen mijn vingertoppen zich in het licht boorde, werd ik in een ruk mee gesleurd naar binnen. Mijn voeten vlogen de lucht in, en mijn maag keerde zich om. De haar raakte los van mijn gezicht en hales en vlogen netzoals mijn armen en benen alle kanten uit. alles om mij heen was wit en scherp, en ik zach mijn lichaam nouwelijks als ik de kans kreeg om er naar te kijken. De kracht die zich uitvoerde op mijn lichaam werd me bijna te veel, en ik voelde hoe mijn armen, benen en hoofd zich loos leken te rukken van mijn lichaam. Alle gewrichten sloegen de verkeerde kanten uit, terwijl ik verder en verder megesleurd werd. Ik wist niet of ik naar beneden viel, naar boven, of naar links of rechts.
En toen was het voorbij. Alle pijn was weg, alle angst verdwenen en het licht had plaats gemaakt voor het shemerende ochtendzonnetje dat door mijn gordijnen scheen. Ik gooide geërgerd de deken van mij af en greep naar de paracetamol die ik al klaar had liggen op mijn nachtkastje. Dit werd elke nacht erger en erger. Mijn dromen waren vreselijk, en de hoofdpijn erna was nog erger dan de droom zelf.
Ik drukte twee paracetamol uit het stripje en nam de eerst in met een beetje water. Mijn handen trilden, en bij de eerste slok gooide ik bijna driekwart van mijn glas over me heen. Het maakte mijn humeur alleen maar slechter. Mijn ouders begonnen zich zorgen te maken over mijn situatie. Ik slaapte diep, maar ik leek niet uitgerust te zijn. mijn cijfers daalde radicaal de laatste twee weken, en mijn gedrag werd er ook niet beter op.
Toen ik de tweede paracetamol had ingenomen en me om had gekleed gleed ik over de leuning de trap af naar benden en liep naar de keuken.
‘hé schat, een beetje goed geslapen?’ vroeg mijn moeder gehaast, en gaf me een kus op mijn voorhoofd, terwijl ze met een broodje sla en tomaat en een grote kop koffie naar de kamer liep.
‘ja.’ Zij ik suf, en trok en de koelkast open. Yoghurt zou het wel doen in deze morgen, bedacht ik me, en pakte het pak uit de koelkast. Ik haalde een banaan van de tros naast de koelkast en sneed het in stukjes.
‘je eet niet veel de laatste tijd, alles goed?’ vroeg mijn vader. Hij zat aan de keukentafel, en legde de ochtendkrant neer.
‘je blijft maar vragen of het wel goed gaat, en ik ben heel serieus als ik zeg dat alles oké is.’ beed ik hem toe, en roerde hardhandig de stukjes banaan door de joghurt.
Reageer (1)
Wauw. Meer dan dat kan ik er niet over zeggen. Ik hou echt verschrikkelijk veel van jouw schrijfstijl.
1 decennium geleden