Chapter 3
Daviënne Aphrael Price
Ik slenterde door de gangen toen ik een tweedejaars Hufflepuff op z'n kop zag hangen. De littekens tekenden zich duidelijk af tegen zijn bleke huid. Ik sprak de tegenvloek uit en de tweedejaars donderde naar beneden. Hij krabbelde overeind. 'Wat haal je je in je hoofd?'
Ik draaide verschrikt om bij het horen van de stem en zag Amycus staan. Ik schrok me de pleures maar besefte me een ding heel goed, als ik dit wou overleven moest ik nu gaan rennen en vertrouwen op mijn kennis van het kasteel. Dat was dan ook wat ik dee. Ik begon zo snel als ik kon te rennen en trok intussen mijn mantel uit omdat deze mijn bewegingen bperte en de kans op struikelen behoorlijk vergrootte. Amycus rende achter me aan en ik hoorde dat ze gezelschap kreeg van haar broer Alecto. Dit was dus overduidelijk waat Theodore en Blaise me voor hadden gewaarschuwd, ze hadden niet gewild dat ik mezelf in deze problemen had zitten wurmen. Dat was een taak die volgens hem -eigenlijk ook volgens mij- was weggelegd voor onze geweldige, nobele en dappere Gryffindors die over het algemeen oerstom waren maar eigenlijk was de lijn tussen moed en domheid maar heel vaag. Veel domme acties leken dapper en de meeste dappere acties waren dom. Maar het ging erom dat ik net het advies van mijn beste vriend en de beste vriend van mijn grote rivaal in het koningshuis van Slytherin in de wind had geslagen en nu werd achtervolgt door de twee mensen die ik absoluut niet tegen me in het harnas had moeten jagen maar wat ik dus wel had gedaan. Die twee haatten mij bijna even erg als ze met muggleborns, squibs en Gryffindors deden en dat was voor een pure blood Slytherin een behoorlijke prestatie. Ik rende door de gangen in de hoop dat ik snel een verstopplek zou vinden want hoewel ik dit tempo wel een tijdje kon volhouden, ik zat liever veilig verscholen als dat er twee meedogenloze Deathdeaters achter me aanzaten die me konden zien. Ik was net de hoek gerend toen er in de muur een deur verscheen die ik nog nooit eerder had gezien maar zonder er verder nog over te twijfelen gooide ik hem open, dook naar binnen en trok hem achter me dicht. Ik leunde tegen de muur, hopend dat de deur weer verdwenen was toen de Carrows de hoek om waren gekomen. Toen ik opkeek besefte ik me dat ik met deze mensen hoogst waarschijnlijk niet veel veiliger was als met de twee Carrows. Shit.
Reageer (4)
Leuk verhaal, je krijgt een abo en ik ga binnenkort de rest ook lezen!!!
1 decennium geledenAwesome, haha. ;d
1 decennium geledenhaha bij de stijders van perkamentus:P
1 decennium geledenIk weet waar ze is denk ik, haha, snel verder!
1 decennium geleden