In het schijnsel van de volle maan ziet een baby om klokslag middernacht, het levenslicht. Haar grote geel-bruine ogen kijken verwonderd om zich heen, haar eerste, aarzelende, kreetjes vullen het huis.
Liefdevol wordt ze door haar moeder gewiegd en kust haar vader haar op haar voorhoofd. Fluisterd zegt hij haar naam, Ourana.

Perkamentus keek voor geduldig de kamer rond terwijl het kleine meisje de brief las. De kamer was klein en grauw, een afspiegeling van de wijk in Londen waarin het gelegen was.
Hij was hier eerder geweest.
Er stonden twee bedden in de kamer, al was het duidelijk dat er maar in een geslapen werd.
‘’Ze is het enige meisje van haar leeftijd’’, was er aan hem uitgelegd, al wist hij dat het niet waar was. In de gang had hij meerdere jonge meisjes gezien, echter, verschilde ze wel van deze. Zij op de gang waren dreuzels en het meisje binnen was een heks.

Ourana klemde Artemis dicht tegen zich aan, in haar andere hand had ze een brief die de oude man haar gegeven had. Maar ze las hem niet. Ze gluurde over de rand van het perkament naar hem, hij had een lange, grijze baard. Haast wit. Zijn haar was ook lang. En hij droeg een gekke jurk. Bijna net zo gek als wat hij haar net verteld had. Dat zij een heks was, en hij een tovenaar. Het klonk als een sprookje. Maar, hij leek wel aardig.
Ze las de eerste regels van de brief, het ging ook over die school. Zweinstein, gekke naam. Maar, zou het misschien kunnen?Ze wist dat ze anders was dan de anderen kinderen, maar magie? Was dat niet uit sprookjes? Of was dat wat ze kon? Met Artemis? Dat hij zo goed luisterde? En, en dat ze zonder te vallen op het steile dak kon komen? Achter Artemis aan?
‘’Mag Artemis ook mee? Anders ga ik niet.’’

Perkamentus nam aan dat het meisje het had over de magere kat die ze gedurende het gesprek en het lezen van de brief tegen zich aan geklemd had gehouden.
‘’Natuurlijk mag Artemis ook mee kind, wat een mooie naam. Hij zal het heerlijk vinden op Zweinstein, hij kan buiten rennen en-’’
‘’Nee, hij gaat nooit van mij weg.’’
‘’-Maar hij mag ook gerust bij je blijven.’’
Hij glimlachte gemoedelijk naar het meisje dat zijn woorden zorgvuldig in overweging nam.
‘’Ik heb geen geld’’, dit zei ze zachter, minder fel, ‘’Ik kan alleen maar naar publieke scholen.’’
‘’Op Zweinstein kunnen we je daarmee helpen, we hebben speciale potjes voor leerlingen met minder geld. Je zult misschien een paar boeken en gewaden tweedehands moeten kopen, maar je zult over alles beschikken wat je nodig hebt.’’
‘’Dus het is geen grap?’’
‘’Het is heus geen grap.’’
‘’Ik ben echt een heks?’’
‘’Jij bent echt een heks.’’
Haar grote ogen begonnen te glanzen, ‘’Oké, dan doe ik het wel denk ik.’’
Hij glimlachte naar haar, zijn ogen twinkelden achter zijn bril met halvemaansglazen.
‘’De trein vertrekt op een september. De dag ervoor komt er een vrouw bij je langs, een van de moeders van een andere eerstejaars en lid van het schoolbestuur, zij zal je meenemen om al je spulletjes te kopen.’’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen