SOPHIE POV
“Mag ik?” Hij nam mijn handen en legde die zacht op mijn schoot terwijl hij ze vasthield. Toen bracht hij zijn mond dichter bij de mijne en drukte zacht zijn ijskoude lippen op de mijne. “Ik hou van je, ook al hield ik anderhalve maand geleden van iemand anders. Die week dat ik weg was heb ik zitten nadenken, wat ik moest doen, terug bij haar gaan, of mijn vorige leven achter mij laten, en bij jou komen. Zeker dat ik iemand had die me vertrouwde en voor me door het vuur zou gaan.” Hij nam een boek en sloeg het open. “Ik dicteer,” grijnsde hij. “Hé?” “Ik heb die les al – moet ik het gaan tellen?” Ik schudde mijn hoofd al glimlachend. “Doe maar niet.” Na een kwartier dicteren had ik een blad vol. “Ik hou van je!” zei ik luid toen hij mijn boeken sloot. Ik nam hem vast en keek hem in de ogen. “Dank je,” fluisterde ik toen dankbaar. Hij gaf me weer een zachte kus. “Het is al tien uur, wat denk je van slapen?” Ik legde me neer in bed, nam het laken en liet het over mij vallen toen ik mij erin rolde. “Goed zo, morgenvroeg ben ik er weer, dat beloof ik.” Hij kuste me nog snel op mijn voorhoofd en verdween weer uit het raam. Ik zuchtte, rolde me nog eens om en sloot mijn ogen.

“JASPER!” Ik gilde luid, maar het enige wat ik hoorde was de echo van mijn klankloze gegil. “WAAR BEN JE? KOM TERUG!” Ik liet me zakken op de grond, machteloos. Ik stond weer op, blijven zitten was zinloos. Het voelde alsof ogen me over heel de zwarte kamer me volgden. “Jasper.” Deze keer fluisterde ik, mijn stem onvast door de tranen. “Help me.” Ik begon te rennen, een donker bos in, het was hetzelfde bos waar ik Jasper beter leerde kennen. Maar deze keer gaf me het niet het blije gevoel, maar het gevoel dat ik me moest oprollen om mezelf te beschermen. “Ik ben bang,” snikte ik. “Kalm maar.” Een stem kwam uit het donker gestapt, in een grote open plek met zon. Zijn huid blonk alsof er diamanten opstonden. Maar dat schrikte me niet af. Het waren zijn donkere, zwarte ogen die me achteruit deden deinzen.

Ik sprong recht en bleef een uur zo zitten in mijn bed. Het was 6 uur, maar ik was klaarwakker door wat ik net zag. “Hey, je ziet er niet goed uit.” Ik had vannacht mijn raam laten openstaan, of beter, Jasper had die laten open staan. “Sorry, nachtmerrie,” mompelde ik stil. “Geeft niet, gaat het?” Hij kwam bezorgd op mijn bed zitten. Meteen voelde ik me kalm en dacht ik niet meer aan wat ik een uur geleden zag. “Waar droomde je van?” Hij klonk nog steeds bezorgd. “Wacht, ik weet het.” Hij kwam dichterbij. “Van mij, je verloor me, in een bos, toen kwam ik terug, maar anders dan de laatste keer je me zag.” Ik keek hem verbaasd aan. “Misschien moet ik je maar aan iemand voorstellen,” mompelde hij. Hij stond op, ging naar het raam en riep daar kort “Edward.” Vijf tellen later verscheen een verbazend mooie jongen uit het raam, met dezelfde lenigheid als Jasper, dezelfde ogen, dezelfde huid. Ook een vampier.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen