04 - 08 - '12

Boos

      'Ik heb het zo gehad hier!'
      'Rustig aan, meneer,' zeg ik met geveinsde kalmte. 'Wordt u alstublieft niet boos. Uw vader heeft u verzekerd dat jullie verblijf hier van korte duur zal zijn.'
      'Kan me niet schelen!' zegt hij stampvoetend en hij begint al rood aan te lopen van woede.
      In mijn angst om hem nog kwader te maken, wil ik, zo moederlijk als ik ben, een hand op zijn schouder leggen. Ik vergeet daardoor dat hij weigert om aangeraakt te worden en hij geeft een ferme tik op mijn hand, die ik nog voel wanneer ik hem terugtrek.
      'Ik wil die sleutel. Nu!'
      'Dat gaat niet, meneer. Ik heb opdracht gekregen die in bewaring te houden en hem niet weg te geven.' Te vergeefs probeer ik om kalm en onbevreesd over te komen, maar het lukt me nauwelijks om mijn trillende stem te normaliseren.
      'Ik kan je ontslaan!'
      Ik schud traag mijn hoofd. 'Nee, dat kan je niet. Je vader heeft -'
      'Hou toch eens op over mijn vader! Je zit hem maar op te hemelen alsof hij de lieve Heer is, terwijl je nog niet eens de helft van hem weet. Het is een vreselijke man en ik háát hem.'
      De tranen springen bij me in de ogen en ik laat me op het grote bed neer ploffen. Nu pas voel ik hoe zacht het is en dat de lakens van goede kwaliteit zijn. Ik doe zijn was niet. Ik moet er alleen voor zorgen dat meneer zich 's ochtends aankleed en op tijd bij het ontbijt verschijnt en zodra hij eenmaal zit, begin ik af te stoffen in zijn kamertje en zijn pyjama op te ruimen. Dan is zijn beddengoed al weer strak getrokken.
      Hij heeft het hier zo goed, dat ik me niet kan indenken dat hij hier weg wil. We zullen hier niet lang blijven, maar dat gevoel heb ik helemaal niet. Het is net of dit een nieuw thuis is, zo mooi en netjes is het hier. In werkelijkheid zijn we hier gekomen omdat mijn werkgever een aantal belangrijke besprekingen heeft over de fabriek die hij runt. Hij wil gaan investeren, maar ikzelf heb nauwelijks een idee van hoe zoiets in zijn werk gaat.
      'Wat maakt u nou eigenlijk zo boos?' vraag ik, terwijl ik met mijn hand even over de lakens strijk en vervolgens met een afkeurende blik mijn rokken recht trek. De stof is niets meer dan een poetslap in vergelijking met dit prachtige beddengoed. De sprei heeft een patroon van gouddraad en aan de kussens bungelen goudkleurige kwastjes.
      'Alles!' roept hij uit en hij gaat op de grond zitten, met zijn gezicht tegen zijn knieën gedrukt. 'Alles...' herhaalt hij zacht.
      'Dat lijkt me nogal overdreven,' antwoord ik en ik laat me voorzichtig naast hem op de grond zakken. Ik ben maar een paar jaar ouder dan hij en als ik rijker zou zijn geweest, zouden we zelfs hebben kunnen trouwen, maar zoiets heerlijks en verschrikkelijks tegelijk is niet voor mij weggelegd. Zoveel rijkdom zou me ziek maken, al is meneer een innemende jongeman, wanneer hij niet boos is en dat gebeurd vrijwel nooit.
      'Ik denk niet dat álles je boos kan maken,' zeg ik oprecht. 'Er moet iets zijn wat de doorslag geeft. De druppel die de emmer doet overlopen, zeg maar.'
      Hij laat mij nog steeds zijn gezicht niet zien wanneer hij begint te spreken. 'Ik ben gewoon nooit mezelf. Zeker hier niet, met al die belangrijke mensen om ons heen. Ik voel me er alleen maar ongemakkelijk bij.'
      'Dat kan ik begrijpen,' mompel ik afwezig. Waarschijnlijk voelt hij zich op een heel andere manier ongemakkelijk, maar ergens delen we dat afschuwelijke en verlammende gevoel. Al die heren in keurige pakken om ons heen kijken alleen maar op me neer. Ze zien niets anders dan een huishoudster, die haar werk moet doen, daarbij haar mond moet houden en verder niets. Ze zal eenzaam sterven.
      'Waarom zou jij je ongemakkelijk voelen?' vraagt hij. 'Niemand kijkt naar jóú.'
      'Dat denk jij maar,' zeg ik kalm. Ik verwijt hem niets, want het is me wel duidelijk dat ook hij niet voor dit leven gekozen heeft.
      We krijgen beiden niet de kans om nog iets te zeggen, omdat ik mijn bazin hoor roepen. Ze vraagt zich natuurlijk af waar we blijven en ik sta haastig op om het stof van mijn rokken te kloppen en hetzelfde bij meneer te kunnen doen.
      'Het enige wat we aan onze situatie kunnen doen, is er iets van zeggen,' fluister ik hem toe, wanneer we de gang uit lopen. Ik loop natuurlijk voorop, zoals het hoort en kan hem hierdoor niet zien.
      'Dat zal voor jou alleen maar problemen opleveren,' schampert hij zacht.
      Ik haal mijn schouders op. Het heeft inderdaad geen zin me flink boos te maken tegenover mijn werkgever, maar ik vind dat ook ik een mening heb en die mag ik ook gerust even met hem delen. Ik zou het namelijk ook wel prettig vinden om van die mooie gouden kwastjes aan mijn kussens te krijgen. Dan ben ik eigenlijk al een heel stuk gelukkiger.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen