2.2
Na een kwartiertje te hebben gewandeld kwam de vervallen loods eindelijk in zicht. De ramen en deuren waren afgesloten door planken die er slordig opgetimmerd waren. Ik liep naar de achterkant van de loods terwijl ik behendig de brandnetels ontweek. Toen ik hier voor de eerste keer kwam zo’n jaar geleden had ik gedacht dat ik er nooit binnen zou geraken. Maar toevallig had ik een luik gevonden dat naar de kelder leed. Ik bukte en haalde voor de god-mocht-het-weten hoeveelste keer het luik van de ingang. Ik glipte door het gat hoewel het steeds moeilijker werd (ik was nog altijd aan het bijkomen en het zou niet lang meer duren of ik zou 70 kg wegen) , vervolgens sloot ik het gat zorgvuldig weer af. Op de tast baande ik me een weg door de pikzwarte kelder. Onderweg kreeg ik een paar spinnenwebben in m’n gezicht en stootte ik tegen dozen. In het begin had ik m’n aansteker gebruikt om iets te zien maar per ongeluk had ik één van de dozen in de fik gestoken en ik was te bang voor een herhaling van wat er met de schuur was gebeurd om het nog eens te doen. Gelukkig zag ik na een paar stappen een straaltje licht door de kelderdeur komen wat aangaf dat ik er bijna was. Opgelucht stapte ik uit de kelder de enorme loods binnen. Er stonden nog wat oude machines maar voor de rest was ze leeg afgezien van een paar zwaluws die hier hun nestje hadden. Ik liep zonder aarzelen naar de andere kant van de lege ruimte waar een ladder stond die er veel te instabiel uitzag. Ik was door ervaring te weten gekomen dat ik de 8ste sport moest mijden. Ik klom soepel naar boven en zo kwam ik uit op een soort balkon vanwaar je de hele loods kon overzien. Boven mijn hoofd was een klein dakraam waar ik maar juist doorpaste. Ik zette mijn rugzak naast me neer, deed het raampje open en klauterde toen moeizaam door het venster. Ik kwam pas tot rust toen ik eindelijk mijn heupen door het gat had gekregen en mijn voeten het dak raakten. Mijn ogen namen het vertrouwde zicht in zich op terwijl ik eindelijk kon ontspannen. Het was even opgehouden met regenen gelukkig, maar het dak was nog steeds nat. Ik trok me er niet veel van aan plofte neer terwijl ik de aansteker uit mijn zak haalde en ermee begon te spelen. Dit deed ik altijd als ik ergens mee zat en de voorbije jaren was dat elke dag geweest. Na tien minuten begon het weer te miezeren, -tien minuten, dat moet een record zijn- dacht ik. Ik vond het niet erg dat de koude waterdruppels zich door mijn kleren een weg baande naar mijn huid dus bleef ik daar maar zitten. Ik was moe dus ging ik maar liggen ik was nu toch al nat. Ik sloot mijn ogen en dacht aan fijne dingen, dingen die ik nooit zou hebben, nooit zou kunnen, nooit zou zijn. Ik dreef steeds dieper weg tot ik uiteindelijk terechtkwam in dromenland. Toen ik spijtig genoeg terugkeerde naar de realiteit schrok ik me rot, ik stond snel recht en even kreeg ik zwarte vlekken voor mijn ogen. Maar toen ik weer helder kon zien, zag ik dat mijn ogen me niet bedrogen hadden, de zon was al aan het ondergaan, en snel ook. Ik dacht direct terug aan de berichten van de afgelopen weken… moorden,verdwijningen. Mijn hersens schreeuwden dat ik zo snel mogelijk moest vertrekken en zetten mijn benen in gang. Ik glipte zo snel mogelijk door het raampje, klapte het dicht en gooide mijn rugzak over mijn schouder. Ik was normaal gezien al altijd op mijn hoede (ik vertrouwde mensen niet makkelijk en ik zag in iedereen die ik op straat tegenkwam een psychopaat) maar vandaag had iets onheilspellends. Ik sprong de ladder meer af dan dat ik er af klom maar het maakte me niet uit. Als een waanzinnige holde ik door de loods en mijn gejaagde voetstappen weerklonken in mijn oren. Toen ik aan de kelder kwam twijfelde ik even, maar uiteindelijk opende ik toch de deur. Alleen pakte ik deze keer wel mijn aansteker uit mijn zak en klikte ermee. Ik voelde me al iets meer op mijn gemak en ik was opgelucht dat het niet lang duurde voor ik het luik gevonden had. Snel klapte ik het open en hijste me erdoor. Toen ik het gat terug bedekt had nam ik even de tijd om om me heen te kijken. De zon was nu echt achter de horizon verdwenen en afgezien van de laatste paar streepjes roze en paars was de lucht nu donkerblauw. In het daglicht hadden de geroeste gebouwen een troostend effect op me, maar nu het zo donker was kon ik geen plek bedenken waar ik minder graag zou zijn. Ik begon me een weg de banen naar de bewoonde wereld. Waarom leek die nooit afgelegen genoeg te zijn en nu zo eindelijk ver? Plotseling hoorde ik iets, een geritsel tussen de struiken, ik maakte me klaar om me te verdedigen tegen wat het ook was. Twee grote ogen kwamen tervoorschijn en de vos liep snel weg. Ik was blij dat niemand kon zien hoe belachelijk ik er stond, me aan het verdedigen tegen een vosje. Misschien was ik echt wel te paranoïde, ik herrinerde me nog die keer dat ik me opgesloten had in mijn kamer met alle messen die ik kon vinden omdat ik iemand had horen binnenkomen. Het bleek mijn vader te zijn die vroeg thuis was van zijn werk. Deze gedachten leek me wat te relaxen en iets minder bang liep ik verder. In mijn ooghoek zag ik een schim tussen twee afgebrokkelde schoorstenen staan. Maar toen ik mijn hoofd draaide was die weg, het moest mijn verbeelding zijn geweest. Ik zette nog een paar stappen en opnieuw zag ik een schaduw alleen verdween hij deze keer niet. Het was een man van middelbare leeftijd, hij zag er superfit en bovendien ontzettend aantrekkelijk uit. Maar dit was niet wat me verontrustte, toen ik mijn blik van zijn gespierde lijf naar zijn gezicht richtte zag ik zijn ogen. Ze waren bloedrood en zijn gezichtsuitdrukking was precies zoals die van alle psychopaten van de talrijke politieseries die ik al gezien had. Het leek erop dat hij zeker was dat ik niet zou weglopen door zijn knappe uiterlijk en hij deed een stap in mijn richting. Nou verkeerd gedacht makker, zonder nog een moment te aarzelen zette ik het op een lopen. Ik rende zo snel ik kon terwijl ik moeite moest doen om niet te struikelen over tonnen en ijzerafval dat op de dichtbegroeide grond lag. Al snel werd de concentratie van oude fabrieksruïnes minder en kwam de eerste straatlantaarn in zicht. Yes, ik heb het gehaald! Dat dacht ik tenminste want net toen ik de lichtcirkel in zou lopen voelde ik iets ijskouds dat zich om mijn nek klemde en mijn voeten van de grond tilde. Ik zag dezelfde man van daarnet en paniek maakte zich meester van mij. Wild begon ik met mijn benen te spartelen terwijl mijn vingers probeerden zijn lijkwitte handen van mijn keel te halen. Dat lukte uiteindelijk maar niet op de manier zoals ik het gepland had. Ik voelde hoe ik door de lucht vloog en mijn rug en achterhoofd een muur raakte. Half bewusteloos zakte ik naar beneden en even was ik niet meer in staat te bewegen. Ik keek om me heen voor zover mijn hersenen dat nog toelietenen vaag zag ik hoe de man naar me toe kwam en mijn hart klopte sneller dan het ooit had gedaan. Allerlei afschuwelijke scenario’s begonnen in mijn hoofd vorm te krijgen. Maar dan in een flits was de man weg en werd alles weer stil. Ik dacht dat ik nu eindelijk veilig was maar toen werd mijn aandacht getrokken naar mijn pols waar nu twee bloedrode maansikkels in gedrukt waren.
Reageer (1)
YEAH! Ze wordt een vampier! STOERRRR!
1 decennium geleden