Hoofdstuk 3
Soms vraag ik me af wat ik moet doen na een lange en saaie schooldag, maar vanaf vandaag vraag ik me niks meer af. Steeds meer besef ik dat ik dit niet wil, maar wat heb ik er nog aan? Het meisje van mijn dromen is bang voor me. Er hebben zich veel situaties in mijn hoofd afgespeeld, dat ze me zou haten, dat ze me zou slaan, dat ze heel hard wegrende, maar dat ze bang voor me zou zijn, dat had ik niet aan zien komen. Het voelt als een klap in mijn gezicht die me de realiteit doet inzien, ze zal nooit van me houden. Als zij niet van mij houdt, moet ik haar vergeten, maar hoe doe je dat? Hoe vergeet je iemand door wie je hart al overuren maakt als je alleen maar een glimp van haar opvangt? Volgens mij is dat onmogelijk. Het is jammer dat ik geen vrienden heb die me hiermee kunnen helpen. Mijn zogenaamde vrienden die ik wel heb zouden zeggen: “Joh, chill, genoeg chickies in de school.” Nou ja, dat zouden ze zeggen als ik er niet bij vertelde om wie het ging. Als ik dat er bij zou vertellen, ben ik bang dat ze niet eens iets zouden zeggen. Dan zouden ze me vreemd aankijken, teleurgesteld met hun hoofd schudden en vervolgens weg lopen. De dag daarna zou de hele school het weten en zou ik ongeveer drie weken door een hel moeten gaan. Met een hel bedoel ik natuurlijk pesterijen en mensen die me recht in mijn gezicht uitlachen. Daarna zou nooit meer iemand tegen me praten. Ik zou van de hoogste naar de laagste rang gaan. Zelfs de laagste rang zou niet met me willen praten, aangezien ik ze daarvoor zo vaak vernederd had. Ik zou eenzaam overblijven als een van die puppy’s die ergens worden gedumpt door hun baasjes als ze op vakantie zijn. Ze zien me dan misschien als de leider, maar in feite zijn zij degenen die mijn leven controleren. Van ’s ochtends als ik wakker word, tot ’s avonds als ik ga slapen. Soms zelfs mijn dromen. Maar in het weekend niet, dan ben ik bij mijn familie en kan ik eindelijk mezelf zijn. Het is belachelijk dat ik mijn leven zo laat overheersen door de mensen die zich voordoen als mijn vrienden, maar dat dus absoluut niet zijn. Het is ook belachelijk dat ik Aya bang maak. Toen ik op de basisschool was had ik nooit verwacht dat ik zo zou worden, maar iedereen zegt dat een kind pas echt verandert als hij of zij naar de middelbare school gaat. Nou, dat is dus wel gebleken. Waarom ik verandert ben? Geen idee, het ging waarschijnlijk automatisch. Opeens sta ik voor mijn deur. Ik schrik er bijna van, omdat ik zo diep was verzonken in mijn gedachten. Ik zoek met mijn hand onder de deurmat, zoekend naar de sleutel van de voordeur. Mijn ouders zijn nog niet thuis en ik heb geen idee waar mijn zusje is. Ze zal wel weer bij een of ander vriendinnetje aan het spelen zijn. Met een hand maak ik de deur open en stap over de abnormaal hoge drempel. Bijna iedereen die voor het eerst bij ons binnenkomt struikelt over die rot drempel. Als klein kind kwam ik vaak enthousiast binnengerend. Natuurlijk lette ik niet op en ging ik elke keer weer vol onderuit. Je kon bijna zeggen dat mijn moeder de verbandtrommel naast de voordeur had staan. Maar na vijftien jaar weet ik wel hoe ik over deze drempel heen moet stappen zonder te vallen. Alhoewel ik er nog steeds wel eens over struikel. Ik gooi de deur met een harde knal achter me dicht, omdat ik te lui ben om hem netjes dicht te doen en hij niet dicht gaat als ik hem zachtjes dicht gooi. Omdat er niemand thuis is trap ik mijn schoenen uit, gooi mijn jas erbovenop en slinger mijn tas ergens in de hoek. Uit automatisme kijk ik of er nog iemand gebeld heeft. Het rode lampje knippert, wat betekent dat er inderdaad iemand gebeld heeft. Ik pak de telefoon en kijk er met een frons naar. Er staat een nummer op het scherm dat ik niet ken, maar dat me wel bekend voor komt. Ik twijfel of ik terug moet bellen. Ach, als het belangrijk is bellen ze vanzelf wel terug. Dat was mijn moeders motto altijd als er een onbekend iemand had gebeld en na dat vaak aangehoord te hebben, heb ik dat per ongeluk van haar overgenomen. Met dat ik weg wil lopen van de telefoon, gaat die af. Ik draai me om en blijf met mijn kleine teentje achter de tafelpoot haken. Vloekend grijp ik naar de telefoon en neem die vervolgens op. “Met Thijmen.” “Spreek ik met meneer van Vliet?” “Nee, u spreekt met Thijmen van Vliet, de zoon van meneer van Vliet,” zei Thijmen zuchtend, “mijn vader is aan het werk en mijn moeder ook, kan ik iets voor u doorgeven?” “Ik mag dit eigenlijk niet aan u vertellen en ik denk ook niet dat dat verstandig is. Heb jij toevallig het mobiele nummer van een van jouw ouders?” “Ja, die heb ik wel, maar ik weet niet eens wie u nou eigenlijk bent.” Ik hoor de man aan de andere kant van de telefoon zijn keel schrapen. “Ik ben agent Phillip Martens. Ik ben van de politie en heb een belangrijk bericht jouw ouders die ze met spoed te horen moeten krijgen.” De politie? Nou ja, het zal wel. Ik geef de man mijn vaders nummer en voor de zekerheid ook maar die van mijn moeder. Hij bedankt me en hangt op. Als ik even later met een glas water de trap op loop, zit het me toch niet helemaal lekker. Wie weet is er wat met oma gebeurt. Zij is de laatste tijd al niet zo fit en is natuurlijk ook al erg oud. Verder heeft ze vaak last van haar hart. Een irritant deuntje verstoord mijn gedachten. Tatatatatatatata circus tatatatatatatata afro circus afro circus. Man, waarom had ik dat deuntje ook alweer als ringtone in gesteld. Zuchtend neem ik mijn mobieltje op. “Met Thijmen.” “Hé Thijmen, met mama. Maak je geen zorgen, maar je vader en ik zijn met je zusje in het ziekenhuis,” zegt mama met een schokkerige stem. Het klinkt alsof ze net heel hard gehuild heeft. “Als het goed is komt er zo meteen een politieagent naar jou toe om je op te halen. Tenzij je liever wilt fietsen natuurlijk.” Met mijn zusje in het ziekenhuis, wat doen ze daar nou weer dan? “Maar mam, wat is er gebeurd dan? Heeft ze weer niet uitgekeken toen ze naar school fietste? Ik zei toch dat ze niet alleen kon fietsen.” En zo ging ik nog even door. Nog nooit had Marlyn goed uitgekeken. Ze was altijd veel te druk bezig met de dingen die om haar heen gebeurden. Al minimaal drie keer was ze bijna aangereden, terwijl ze nog maar net een jaar kon fietsen. Ze had laat leren fietsen omdat haar ouders het vaak erg druk hadden met hun werk en daarom geen tijd hadden om het haar te leren. Vanaf haar derde stond er wel al een fietsje in de garage, maar die is twee jaar lang niet gebruikt. Op haar vijfde verjaardag wou ze geen cadeautje. Ze vroeg aan papa en mama om een beetje meer aandacht. Ze wist hoe druk papa en mama het hadden, maar blijkbaar miste ze die aandacht heel erg. Mama was hierdoor zo emotioneel geworden, dat ze er bij weg is gelopen. Papa is met Marlyn op de bank gaan zitten en is met haar een film gaan kijken. Dat deden ze haast nooit, slechts twee keer, kan ik me herinneren. Mama ging nadenken en besefte dat ze haar kleine meisje wilde zien opgroeien en daar hoorde leren fietsen ook bij. Bijna direct gaf ze haar baan op en zocht een baan die veel minder tijd innam. Alleen als Marlyn en ik op school zaten, werkte ze. Marlyn was dol gelukkig dat mama meer tijd voor haar had, maar ze was nog gelukkiger dat ze eindelijk kon fietsen. Mama onderbreekt mijn gedachten en brengt me terug naar het nu. “Ja, Thijmen, we weten hoe jij erover denkt,” zegt mama met een gekwelde stem, “maar dit keer is het veel erger dan dat. Wil opgehaald worden of wil je zelf fietsen?” “Haal me maar op.” En met die woorden verbreek ik de verbinding.
Er zijn nog geen reacties.