Shame on me, ik heb gisteren weer niet geschreven..
Nouja, het enige wat ik dan kan doen is er vandaag twee schrijven, hè? ^^
Deze is lichtelijk gebasseerd op het sprookje 'Het meisje met de zwavelstokjes'.

Ik dwaal door de straten op een koude novembernacht. De wind is guur en de zon ligt al een aantal uren lang in een diepe slaap, wat ervoor gezorgd heeft dat de volle maan zijn plaats heeft ingenomen.
Mijn warme adem vormt kleine wolkjes in de lucht, door het enorme warmteverschil tussen mij en de buitenwereld. De kou die me omarmt lijk ik bijna niet meer te voelen, aangezien ik er nu al gewend aan ben. De kou is als een vriend voor mij, een vriend die me omhelst, iedere keer als ik hem ontmoet, hij is mijn vriend en mijn familie die ik nooit heb gehad. Ik huiver toch nog van de lage temperatuur, die al ver beneden het vriespunt ligt, maar het gevoel is niet onaangenaam, nee, het is juist heerlijk, bijna verslavend.
Ik sla mijn armen om me heen en laat de kou over me heen vallen, als een warme deken en ik sluit mijn ogen.
Ik zie een enorme kamer, gevuld met mensen van allerlei verschillende leeftijden. Ze lachen met elkaar, omarmen elkaar, huilen met elkaar, lachen met elkaar en gaan dicht tegen elkaar aan zitten als de sneeuwstorm toeslaat. Een oude man staat op en loopt richting een verschijnsel dat ik herken als een open haard, al heb ik zoiets nog nooit met mijn eigen ogen gezien. De vlammen dansen over het hout, likken eraan met hun dorstige tongen. Ik zie hoe de vlammen een schaduw werpen over de man die voor hen staat en ik stel me voor hoe warm het moet voelen om zo dicht bij het vuur in de buurt te zijn.
Als ik mijn ogen open zie ik enkel sneeuwvlokken die langzaam aan naar beneden dwarrelen, totdat ze de grond ontmoeten en blijven liggen, een dikke witte deken vormend.
Mijn voeten beginnen te bevriezen, het gevoel in mijn tenen begint langzaam te vervagen, totdat het voelt alsof ze met ijsblokken bedekt zijn.
Ik huiver, maar weet dat ik eraan toe moet geven, aan de kou. Hij is tenslotte mijn vriend, de vriend die ik nooit heb gehad.
Hij betekent voor mij exact hetzelfde als de vlammen voor de familie in die grote kamer betekenen. Warmte. Geluk. Vreugde.
De kou is mijn vlam, hij houdt me warm, omarmt me, als niemand anders me hebben wil.
Mijn lichaam is klaar. Klaar om zich voor eeuwig te herenigen met de witte deken op de straatstenen van de stad. Eindelijk. Eindelijk zal ik herenigt worden met mijn vriend. De kou. Mijn vlam.
Ik val, eindeloos lang, en terwijl ik val, sluiten mijn ogen en een glimlach vormt zich op mijn gezicht.
Als ik de grond raak, vult de duisternis mijn gedachten en gevoelens, totdat er niets meer van over is.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen