De kleine dingen in het leven
“Wat doe jij hier?” Jevy keek de schemering in. Ze wist zeker dat Lirian in haar kamer stond. “Lirian?” Geen antwoord. Voorzichtig kwam ze overeind en sloeg de deken van haar benen af. De koude lucht gaf haar kippenvel. Toch zwaaide ze haar bene over de rand van het bed en ging recht zitten. “Lirian?” Het bleef nog steeds stil. Jevy wist bijna zeker dat hij er stond. “Kom op Lirian, dit is niet grappig meer!” Ze ging nu staan en zette een stap naar voren, het donker in. De stenen vloer was koud onder haar blote voeten. Langzaam zette ze nog een stap naar voren. “Lirian, kom op.” Nog een stap en ze was bij het grote tapijt dat er lag. Jevy probeerde te ontspannen, maar als er toch gevaar zou dreigen zou ze niet snel genoeg in actie kunnen komen. Als de verhalen waar waren, dan zou dit misschien haar einde kunnen zijn. Toch vertrouwde ze op de dagelijkse bezoekjes van haar beste vriend.
“Lirian, nu is het echt niet leuk meer.” Jevy zette nog een laatste stap, en voelde het warme tapijt onder haar voeten. Ze voelde zich iets meer op haar gemak. Het donker leek niet zo heel donker meer. Het tapijt stelde haar altijd gerust. Toen ze nog maar vier was hadden de bewaarders haar geslagen en haar in haar kamer gegooid. Het enige wat toen in haar kamer lag was het tapijt. Nog geen tekeningen, geen geschilderde figuren op de muur, zelfs de houten kast stond er nog niet.
Jevy zette nog een stap naar voren en keek om zich heen. Het donker sloot haar in. Ze zag niets, en dat gaf haar een ongemakkelijk gevoel. Vooral nu, er was iemand in haar kamer. “Lirian!” Nu werd ze echt pissig. “Kom op, ik weet dat jij het bent.” Ze zette nog een laatste stap, totdat ze de aanwezigheid van iemand of iets achter haar voelde. “Lirian?” Nu begon ze toch te twijfelen. Het kon alsnog zijn dat ze opgehaald werd, zoals al eerder was gebeurt. De laatste tijd verdwenen een paar kinderen uit het kamp. Niemand wist hoe het gebeurde, wanneer het gebeurde, en waarom het gebeurde. Niet dat iemand in het kamp ook maar iets wist wat er gebeurde. Buiten het kamp althans. Ze werden afgesloten van de buitenwereld. Waar mensen het volgens de bewaarders nog slechter hebben dan zij. Jevy geloofde de bewaarders niet, hoe konden de mensen buiten de gigantische muren het nou slechter hebben. Hier kregen ze twee keer per dag te eten. Dat klinkt nog niet zo erg, maar het was niet door je keel te krijgen. Meestal was het een prut van vlees overblijfselen, waarschijnlijk verrotte groenten, en iets wat op gepureerde aardappels leek. Het was om te kotsen. Als je de prut niet opat, werd je meegenomen en kwam je meestal met gebroken botten terug. Dan werd je naar de zuster gebracht. Zij was de enige die nog een beetje begrip had voor de situatie.
Nadat je je ontbijt had gehad, werd je naar de hal geroepen en kreeg je je rooster voor die dag. Jevy werd meestal naar de machine kamers gestuurd, of naar de stenen slijpers. Als ze geluk had, mocht ze naar het atelier. Helaas gebeurde dat alleen als de bewaarders tevreden over haar waren, en ze hard genoeg had gewerkt. Jevy wist dat haar schilderijen naar de mensen buiten de muren gingen en dat het geld dat ze ermee verdiende naar de anderen gingen. Niet eens naar de bewaarders, zij stonden al ver boven de kinderen in het kamp. Het geld ging naar de anderen, de hogere mensen. Er deden veel verhalen de ronde over de anderen. Maar een paar mensen hadden ze ooit gezien. In wit en zwarte pakken en zwarte brillen. Ze liepen altijd overdreven recht, alsof ze niet van vlees en bloed waren. Daardoor ontstond het gerucht dat ze robots waren, maar er waren maar een paar die dat geloofde.
Jevy bleef stil staan. Nu voelde ze zelfs een warme adem in haar nek. Ze zei niets meer, bang om te verraden dat ze bang was. Een hand legde zich op haar schouder. Hij voelde warm aan. Jevy haalde opgelucht adem en draaide zich om.
“Ik wist wel dat jij het was.” Ze glimlachte, hoewel ze wist dat niemand het echt zou zien. “Haha, tuurlijk.” Ze hoorde zijn vertrouwde stem. “Ik meen het,” zei ze. “Jaja, ik geloof je wel.” Zijn stem klonk plagerig. Jevy porde hem zodat hij niet meer zo flauw zou doen. “Maar, ik moet iets met je bespreken.” Nu klonk zijn stem serieus. Dat was iets wat maar zelden voorkwam. “Wat dan?” Jevy liep op de tast langs hem af en ging zitten op haar bed. Ze voelde dat hij naast haar kwam zitten. “Nou, ik heb een manier bedacht om te ontsnappen.” Ze hoorde hem nauwelijks omdat hij zo fluisterde, maar toen ze doorhad wat hij precies had gezegd hapte ze naar adem. “Wat?! Hoe dan? Waar? Wanneer?” Haar nieuwsgierigheid nam met de seconde toe. “Rustig, rustig. Ik zal een brief schrijven, die geef ik je morgen vlak na het ontbijt als je je mag opkleden voor de dienst.” Hij stond weer op. “Ok, dan zie ik je morgen.” “Tot morgen.” Jevy bleef nog even zitten nadat Lirian geruisloos haar kamer had verlaten. Daarna sloeg ze de deken weer over haar heen en legde haar hoofd zachtjes op haar versleten kussen. Langzaam sliep ze in.
Na een droomloze nacht werd ze wakker door de algemene wekker. Nu moest ze in vijf minuten aan haar deur staan en werd ze begeleid naar de badkamers. Snel sprong ze overeind en liep naar haar raam. Elke kamer had een raam dat grensde aan de grote binnenplaats of het gebied tussen het gebouw en de gigantische muren. Haar raam grensde aan de binnenplaats, als het volle maan was kon werd haar kamer altijd verlicht door zijn witte licht. Meestal was dat de nacht waarin Lirian het langste bleef.
Jevy legde haar hand op de lichtgevende knop naast de deur. Een kleine schok ging door haar arm en het blauwe, half doorzichtige krachtveld schoof als het ware opzij. Snel stapte ze haar kamer uit, in het blauw met wit en grijze uniform. Een paar seconden later kwamen de bewaarders aanlopen. Drie voorop en daarachter al kinderen op de tweede verdieping, van de west zijde. Met z'n drieën naast elkaar liepen Jevy, een ander meisje uit haar gang Kyrma, en een jongen Conjor naast elkaar. Jevy sprak redelijk vaak, ze beschouwde elkaar als vrienden. Kyrma had lang blond haar dat meestal met een knot op haar zat. Haar groene ogen keken altijd opgewekt de wereld in, maar soms kon ze ook lang in het niets staren en, in tegen deel tot haar normale gedrag, niets zeggen. Conjor was een jongen met halflang zwart golvend haar dat tot iets onder zijn oren kwam. Hij had een vreemd trekje waardoor hij vaak aan zijn voorhoofd krabde. Zijn ogen waren donker bruin, waardoor het leek alsof hij geen irissen had.
Jevy liep altijd in hun midden. Aangezien de bewaarders en de anderen erg gesteld waren op gewoontes liepen de drie altijd naast elkaar. Kyrma aan de linker kant, Conjor aan de rechter, en Jevy in het midden.
Kyrma had de kamer naast Jevy en Conjor de kamer tegenover hen.
Het was vijf minuten lopen naar de eetzaal van de hele west kant. Dan zou ze Lirian kunnen spreken. Helaas waren de bewaarders het meest alert tijdens het ontbijt, toch moest Lirian haar de brief dan geven. Bij het avond eten zouden ze gecontroleerd worden om smokkelen.
In stilte ging ze aan haar vaste tafel zitten en wachtte op Lirian die daar zou gaan zitten met twee anderen uit zijn gang. Hij zat op de eerste verdieping dus Jevy zag hem nooit tijdens de wandeling naar de eetzaal. Gelukkig zat ze met hem, Kyrma, Conjor, Sellon een jongen uit Lirian's gang, en Malar een andere jongen uit zijn gang.
Kyrma, Conjor en Jevy zaten al aan de tafel toen Lirian, Sellon en Malar aankwamen lopen. Lirian glimlachte naar zijn beste vriendin en ging zitten. Zij lachte terug. Ze probeerde zo normaal mogelijk te doen, ondanks het nieuws wat hij haar gisteren had verteld. “En goed geslapen op dit super comfortabele matras dat we hier hebben?” grapte Malar. Jevy en Kyrma keken elkaar aan. Ze wisten beide dat hij Kyrma wel zag zitten, maar om hem te vragen of het waar was, dat was nog niet zo'n goed idee. Alles dat in de buurt kwam van een relatie was strikt verboden in het kamp.
Jevy streek een rode lok uit haar gezicht en legde haar handen op tafel. “Redelijk ja, als je die plank een matras kunt noemen.” Ze lachte flauwtjes om haar eigen grapje. De rest moest ook half lachen, totdat er twee bewaarders met zes borden prut en zes glazen water aankwamen.
Sellon trok een vies gezicht toen hij zijn lepel uit de prut haalde en hem er weer in liet vallen. “Hebben jullie ook zo'n zin in deze verrukkelijke maaltijd?” Hij bleef met een vies gezicht naar de prut kijken. De rest knikte en haalden hun lepels langzaam naar hun mond om te proberen het wat te krijgen.
Nadat Jevy haar zogenaamde eten had weggewerkt keek ze Lirian vluchtig aan. Hij knikte kort en stak zijn hand uit onder tafel. Het zweet stond haar in de handen terwijl ze haar vingers om het ruwe papier sloot. Langzaam trok ze de brief uit zijn hand en stak hem in haar uniform. Die ochtend had ze een stuk van haar deken gescheurd en dat op haar pijp genaaid. Je zag de lap stof alleen als je goed keek. Ze had het geluk dat bewaarders de kinderen eigenlijk nooit een blik waardig gunde. Laat staan dat ze haar been gingen observeren.
Ze kwamen even later aan in de grote hal. Het podium aan de voorkant had een zwart doek dat meestal dicht was. Alleen bij feestdagen was het geopend.
Jevy ging in de menigte voor het podium staan en wachtte tot de bewaarders de rijen afgingen om hen hun rooster te overhandigen. Een norse man gaf haar het stuk papier met haar rooster.
Ze had geluk, eerst moest ze naar het atelier. Na de pauze, waarin ze niet eens wat te eten kregen moest ze naar haar les.
Nadat iedereen zijn rooster had gekregen liep iedereen in dezelfde rijen van drie terug naar hun kamers.
Met zweterige handen liep ze met de groep terug naar haar kamer om zich om te kleden. Kyrma en Conjor hadden niets gemerkt. Jevy werd een beetje zenuwachtig toen een bewaarder omdraaide. Zijn donkerblauwe uniform kreukelde toen hij zijn romp een halve slag draaide en haar kant op keek. Jevy slikte even, maar herstelde zich snel. Haar handen bleven zweterig tot ze haar deur bereikte, haar hand op de knop legde en zwaar ademend bleef staan toen het blauwe krachtveld zich achter haar sloot.
Ze had haar kamer bereikt zonder enige problemen. Opgelucht haalde ze adem. Even later haalde ze de brief uit haar broek en stopte hem achter een van haar tekeningen aan de muur. Nu moest ze binnen tien minuten omgekleed zijn en klaar voor haar dienst.
In haar witte blouse liep ze achter een bewaarder aan. Hij had haar opgehaald bij haar kamer en zonder iets te zeggen mee gesleurd naar het einde van de gang. Vanaf daar liepen ze de trap op, naar de zesde verdieping.
Eenmaal daar aangekomen liepen ze nog een gang door. Deze was, in tegen stelling tot de gangen op de eerste, tweede, derde, vierde en vijfde verdieping schoon, helder en glimmend wit. Op de begaande grond waren de gangen grijs met felle lampen, waardoor het leek alsof het zwart wit was.
Aan het einde van de gang opende de bewaarder een houten deur en liet Jevy naar binnen gaan. De houten deur werd dicht gedaan en bijna onhoorbaar op slot gedraaid. Ze zuchtte, ze mocht dan wel achter een van de zeldzaamste deuren werken aan de west kant, toch voelde ze zich nog slechter dan normaal.
In de machine kamers zou ze hard moeten werken, maar daar waren mensen waarmee ze kon praten, hier zat ze opgesloten in een te grote ruimte met een schilder ezel, verf en kwasten. Er waren drie grote ramen die zonlicht naar binnen lieten. In de verte zag ze de hoge gebouwen. Toren hoge flats reikte naar de wolken die er altijd tegen aan leken te botsen.
Jevy pakte een van de kwasten en doopte die in de verf. De kwast liet een bruinige streep op het doek achter. Het begin van een van haar kunst werken.
Al haar schilderijen en tekeningen leken zo levensecht, zodat het leek alsof ze zouden bewegen, soms zelfs alsof ze van het doek zouden springen. Ze had echt talent. Het jammere was, het werd verkocht, en zij kreeg er niets voor terug.
Met een bedroefd gezicht schilderde ze verder. De ene streep na de andere. Vlekjes en streken van verf bleven op het doek kleven, tot dat ze een stap achteruit zette en het resultaat bekeek. Het luipaard keek met groene ogen naar haar. De achtergrond was grijs, grijs als de gebouwen die ze in de verte zag. Het enige beetje kleur was het dier. Met een zucht legde Jevy haar kwast weg. Weer een kunstwerk dat ze nooit meer terug zou zien. Het leek soms alsof ze iets geweldigs had geschapen, en dat het dan gewoon vernietigd werd, omdat ze het nooit meer zag.
Het liefste zou ze al haar creaties houden, maar de enige dingen die ze mocht houden waren haar tekeningen, of de overige verf die niemand mee nodig had. Daarmee had ze de muurschilderingen in haar kamer gemaakt. Iedereen had wel iets in zijn kamer wat karakteristiek voor die gene was.
Lirian had planken met daarom hele verzamelingen papieren. Allemaal vol geschreven met verhalen over helden, schurken en soms, als hij weer eens zo'n bui had, ook over de liefde.
Conjor had zijn muur gevuld met stukken steen. Hij had ze op planken gelegd, en als je vanaf een bepaald punt keek, kon je er een gezicht in zien. Jevy had hem een keer geholpen door een tekening van zijn gezicht te maken. Nu hing haar tekening in steen op zijn muur.
Kyrma had overal zelfgemaakte kleding liggen. Soms mocht ze zelfs iets maken voor een bewaarder die haar dan wat brood gaf. Als ze de kans kreeg deelde ze dat brood met de rest. Het was dan het lekkerste wat ze zouden eten in zeker een paar maanden.
Maral en Sellon hadden allebei ijzeren beeldjes gemaakt van de stukken ijzer die niet meer nodig waren bij de machine kamer. Soms konden ze zelfs stukken steen meenemen om beeldjes te maken.
Zo had iedereen wel iets wat zijn of haar kamer wat leuker maakte.
Hoewel dat soort dingen het leven wat aangenamer maakte, werd je toch weer de grond in geboord als je de bewaarders aan zag komen lopen met een nieuweling. Die werd dan in de kamer van iemand geplaatst die naar de noord kant was verplaats, dat gebeurde als je zestien werd, of als die persoon gewoon weg was verdwenen.
Gelukkig was nog niemand verdwenen die Jevy had gekend. Het was beangstigend. De verhalen over wat er was gebeurd met de verdwenen kinderen waren ondenkbaar. Niemand wist ook hoe, en waarom ze mee waren genomen. Er was geen verband te leggen.
De bel klonk en Jevy legde haar kwast in de afwas bak, waar dadelijk iemand uit de zuid kant af kwam wassen.
In de oost kant zaten de kinderen van twee tot acht, in de zuid kant kinderen van negen tot twaalf, en in de west kant zaten kinderen van dertien tot vijftien. Het duurde nog negen maanden voordat Jevy zestien zou worden. Daarna moest ze nog een maand wachten en zou Lirian ook naar de noord kant gaan. Daar zat je dan tot dat je ongeveer achttien was. Wat er dan gebeurde, wist niemand.
Even later liep ze achter een bewaarder aan, door de helder verlichte gang. Nu moest ze terug naar de hal. De bewaarder liet haar de hal binnen gaan. Ze was een van de eerste en ging dus ergens in het midden staan. Nu mocht ze tien minuten rusten en even bij praten. Eigenlijk hadden ze het niet zo verschrikkelijk slecht, maar als je niet deed wat de bewaarders je zeiden werd je in elkaar geslagen of zelfs bijna vermoord. Dat was ook een van de redenen waarom iedereen altijd deed wat de bewaarders zeiden. De bewaarders waren ook snel geïrriteerd, dus je kon maar beter luisteren.
Na twee minuten kwam Lirian binnen, de rest was er nog niet. “Hee,” zei ze. “Hoi” Lirian wreef over zijn pols. Er waren wat rode striemen op zijn polsen en gezicht te zien. “Wat is er moet jou gebeurd?” Ze keek hem bezorgd aan en hield zijn arm omhoog. “Niets, kleine onenigheid met een bewaarder bij de machinekamers. Het is niet erg.” Hij keek naar beneden. Daardoor wist Jevy dat hij loog. “Dat meen je niet, dit ziet er niet niet erg uit.” Met een beetje boze blik keek ze hem nu recht in zijn ogen. “Echt, er is niets, het doet niet eens pijn.” “En dat moet ik geloven?” Ze raakte een schram op zijn voorhoofd aan. Lirian vertrok zijn gezicht even van de pijn, maar herstelde zich snel. “Ik zie dat het geen pijn doet.” Ze bleef bezorgd kijken. Even zei ze niets terwijl het leek alsof zijn grijze ogen haar opslokte. “Euhmmm,” begon ze, een beetje beschaamd om haar gestaar. “Vannacht, kom je weer langs?” Lirian knikte als antwoord. “Ja, tuurlijk.”
Net nadat hij dat had gezegd ging de bel weer, tijd voor de les. Ze namen afscheid en liepen beide naar hun eigen lokaal. De lokalen gevonden zich in het middelste gebouw. Binnen in het vierkante gebouw, met kamers en dingen als het atelier, stond een hoog blok gebouw waarin zeker tweehonderd lokalen en kamertjes zaten. De ingang naar de machinekamers, steen slijpers, kracht centrale en de afval dump bevond zich dan ook in dat gebouw.
Jevy volgde haar klas door de deur de binnenplaats op. De waterige zon liet het gebouw nog grijzer lijken. Ze volgde de bewaarders naar binnen, door de vele gangen, langs vele kamertjes en lokalen naar hun lokaal, C5. Op de begaande grond waren alles lokalen A 1 tot en met 50. Op de eerste verdieping B 1 tot en met 50, en zo het zelfde bij C en D.
Jevy en haar klas, van in totaal twintig kinderen, zaten altijd in lokaal C5. Het lokaal keek uit op de noord kant van het kamer gebouw. Het uitzicht verschilde niet veel met al het andere. Grijze muren, dat was wat je altijd zag buiten. Niets dan saaie kleuren en hier en daar een plukje gras tussen de stenen op de binnenplaats.
Ze gingen het lokaal binnen en de bewaarders sloten de deur. Nu bleven ze de rest van de les naast de deur staan. Het leek Jevy nogal saai om te doen, toch had ze geen medelijden met de bewaarders. Vergeleken met wat haar klas moest doen, was hun baan nog leuk.
Jevy ging zitten en bereide zich voor. Uit de la onder het tafelblad van haar tafel haalde ze een potlood en papier te voorschijn. Als je dat niet meteen op je tafel had liggen als de docent binnen kwam lopen, dan zwaaide er wat. Meestal kreeg je dan een mep met een plastic lat.
Ze ging rechtop zitten en wachtte met in elkaar gevouwen handen. Geen seconde later kwam de docent binnen. Een man van in de veertig met het officiele docenten uniform. De grijze stom maakte hem nog bleker, en zijn bijna witte haar maakte hem zeker twintig jaar ouder. Met koude blauwe ogen keek hij je altijd achterdochtig en verachtend aan. Geen enkel greintje aardigheid was te bespeuren in de man. Meneer T, zo wilde hij genoemd worden. Niemand had ooit zijn volledige naam gehoord of gezien.
Meneer T liep voorin de klas heen en weer met zijn handen op zijn rug. Een jongen uit Jevy's klas had zijn papieren pas net op tafel liggen en keek schichtig zijn richting in. Meneer T stopte met heen en weer lopen en draaide zich richting de jongen, die bedroefd naar beneden keek. De docent kuchte en de jongen stak zijn handen twijfelend naar voren, met de palmen naar boven gericht. Meneer T liep naar het blauwe veld dat als bord diende vooraan in de klas en pakte de plastic lat die ernaast stond. Jevy keek naar beneden toen ze zag dat Meneer T de lat hier. Even later hoorde ze een harde knal en de jongen die schokkerig adem haalde. Pas na een paar seconden opende ze haar ogen weer en keek weer naar voren. “Nog iemand?” vroeg Meneer T op kille toon aan de klas. Niemand antwoordde, of maakte geluid. Iedereen hield zijn adem in tot hij zich omdraaide om de lat weg te zetten. “Vandaag, mormels, gaan we het hebben over de economie.” Hij bleef door praten op zijn kille, verafschuwende manier. Nadat hij dat had gezegd stikte hij op het bord en een lange tekst verscheen. “Jullie gaan die drie keer overschrijven, en als je dadelijk binnen een half uur niet klaar bent...” Hij maakte zijn zin niet af, maar iedereen in het lokaal wist wat er dan gebeurde.
Jevy schreef zo snel, en leesbaar als ze maar kon. Nog tien minuten en ze was op de helft van haar derde keer. Dit ging ze wel halen, maar een paar mensen in haar klas hadden wat problemen met overschrijven. Die kregen dan meestal weer slaag van de plastic lat.
“Zo, leg allemaal jullie papieren op tafel.” Meneer T stond op van zijn bureaustoel en wachtte tot iedereen zijn potlood neer had gelegd en de papieren open op tafel had gelegd. Hij begon langs de rijen te lopen. Iedereen waar hij langs was gekomen haalde opgelucht adem en ontspande zijn of haar spieren. Ergens in het midden stond hij stil, bij een meisje. Zij was een van de kinderen die moeite had met het overschrijven van dingen. Ze droeg al een bril, maar dat hiep niet echt. Met gebogen hoofd keek ze naar haar tafel en mompelde een verontschuldiging. “Het spijt je?” Meneer T keek haar met een giftige blik aan. “Het spijt ja?” Zijn stem klonk spottend. Het meisje legde haar handen op tafel, en Meneer T haalde de plastic lat te voorschijn. Weer keek Jevy niet toe hoe het meisje op haar handen werd geslagen, daar kon ze gewoon niet tegen. Het was oneerlijk, ze zouden haar moeten helpen met schrijven en lezen in plaats van haar afranselen.
De rest van de les waren er nog zeker vijf andere kinderen geslagen, het minste deze week. Op dinsdag waren het er in totaal zelfs eenentwintig. Woensdag waren het er elf geweest, gisteren vijftien, en vandaag gelukkig maar zeven.
De bel klonk door het gebouw en Meneer T verliet het lokaal zonder hen ook maar een blik waardig te gunnen. Jevy stopte haar spullen weg en ging naast haar tafel staan. Daarna schoof ze haar stoel aan, vlak voordat de bewaarders binnenkwamen. Alle twintig stonden ze naast hun tafel tot de bewaarders hen wenkte dat ze mee mochten komen.
Zonder een woord te wisselen werden ze naar de eetzaal gebracht en daar achter gelaten. Zij waren een van de laatste, dus toen Jevy bij haar vaste tafel aankwam zat de rest er al te eten van hun prut.
“Hoi,” zei Conjor. Jevy ging ook zitten. “Heey.” Ze pakte haar lepel en schepte hem vol met prut. “Hoe was jullie dag?” Kyrma leunde wat naar voren, over haar eten. “Redelijk,” antwoordde Sellon. Malar antwoordde hetzelfde. Conjor haalde zijn schouders op en zei: “Zoals gewoonlijk.” Lirian daarentegen zei niets. “Lirian?” Sellon keek vragend naar zijn vriend. “Lirian?” Hij tikte hem aan. “Huh, wat?” Lirian keek zijn vrienden een voor een verduft aan. Ze moesten lachen. “Hoe was jou dag?” vroeg Kyrma nog een keer. “Oh, niets bijzonders. Ik heb wat schrammen opgelopen door een bewaarder, maar het is niet ernstig.” Jevy schudde haar hoofd. “Het ziet er wel pijnlijk uit.” Ze nam nog een hap van haar prut en keek toen over haar linker schouder. Er stond een bewaarder in de hoek die naar hen zat te gluren. Dat soort dingen deden ze wel vaker, waarschijnlijk hadden ze niets beters te doen.
Een paar minuten later ging de bel weer, en ieder vertrok naar zijn kamer om z'n douche spullen te halen. Jevy pakte schoon ondergoed een een schone pyjama broek en T-shirt uit haar kast en stopte die in haar douche tas. Daarna liep ze samen met Kyrma naar de meisjes douches. Ze koos een hokje uit en liet het warme water over haar schouders spoelen. Die dag was ze niet zo vies geworden. Ze pakte wat shampoo uit de fles die aan de muur hing en waste haar haren.
Terwijl ze de zeep uitspoelde sloot ze haar ogen en dacht na. Wat zou Lirian's plan zijn om te ontsnappen. Zelf kon ze niets bedenken. Er was nog nooit iemand ontsnapt. Of het werd hen gewoon niet verteld, dat kon ook.
Na het douchen trok ze haar schone kleren aan, stopte haar vieze in haar tas en liep haar hokje uit. Kyrma stond net bij de deur naar de gang en Jevy liep op een drafje naar haar toe. “Wacht even,” zei ze. Kyrma wachtte en opende de deur toen haar vriendin naast haar stond. Onderweg naar hun kamers kletste ze nog even en namen toen afscheid. “Slaap lekker.” “Welterusten,” antwoordde Jevy en zwaaide haar gedag. Ze opende haar deur en liep naar binnen. Het blauwe veld maakte geen enkel geluid toen het sloot. Ze legde haar vieze kleren in de wasmand die over twee dagen bij de waskamers ingeleverd zou moeten worden. Daarna pakte ze een potlood dat ze ooit uit haar lokaal mee had genomen en een stuk papier uit het atelier. Ze begon met de eerste potlood streek op het papier. In haar fantasy vormde zich al een beeld van een prachtige lelie. Na drie kwartier stond de bloem in grove lijnen op het papier. Na een kwartier waren de juiste schaduwen toegevoegd en was haar tekening af. Deze zou ze naar buiten sturen. Eens in de zoveel dagen maakte ze een tekening en vouwde er een vliegtuigje van. Als de wind goed stond zou het stuk papier over de muur zweven en aan de andere kant terecht komen. Hoewel Jevy niet wist wat er mee zou gebeuren gaf het haar een gevoel van vrijheid. Als ze de volgende dag dan weer wakker werd, was het gevoel weer weg, door de regels en te veel structuur.
Het vliegtuigje was achter de muur verdwenen, dus Jevy liep naar haar deur en zette die op nachtstand. Dan gaf het blauwe krachtveld geen licht meer, maar als je het aan zou raken, zou je het wel voelen. Ook was het nu helemaal niet doorzichtig meer. Normaal kon je er nog een beetje doorheen kijken, alsof het van glas was, maar nu niet meer.
Jevy sloeg de dekens om en ging op haar bed liggen. De zon was al verdwenen, dus het duurde nog maar een paar uurtjes voordat Lirian tevoorschijn zou komen. Die paar uurtjes zou ze nog even slapen.
“Jevy.” De stem klonk vaag en ver weg, maar was wel waarneembaar. “Jevy!” Het klonk nu dwingender. Ze gromde en draaide zich op haar andere zij. “Jevy, ik ben het Lirian.” Ze bleef op haar zij liggen en fronste haar voorhoofd. Lirian moest glimlachen, ze zag er altijd zo schattig uit als ze zo keek. Het was een beetje vreemd, maar soms, als hij haar opzocht, wachtte hij even met haar te wekken en bleef gewoon even kijken. Niet lang natuurlijk, ze hadden hun tijd nodig om dingen te bespreken. “Jevy.” Ze werd nog steeds niet wakker. Langzaam liet hij zijn hand naar haar schouder gaan en schudde hem een beetje. Ze draaide haar hoofd en keek hem met slaperige ogen aan. “Lirian?” Ze was duidelijk nog niet helemaal wakker. “Ja, wie anders?” Hij lachte. Jevy lachte droog mee en kwam langzaam overeind. “Heey.” Ze keek nog steeds een beetje duf. Lirian ging naast haar zitten. “Mag ik het plan nog weten?” Ze keek hem nieuwsgierig aan. “Haha, waarom zou ik hier anders zijn?” Jevy zweeg even en dacht na over een gevat antwoord. “Gewoon om mij te zien.” Ze lachte maar hield op toen ze hem aankeek. Zijn ogen leken de hare te doorboren en diep in haar gedachten te kijken. “Euhmmm, het plan?” Dat was nogal gênant. “Ja, het plan.” Lirian ging verzitten zodat Jevy gemakkelijker kon gaan zitten. “Ik dacht aan de zestiende. Er komen nieuwe kinderen binnen, dus daar zullen veel bewaarders bij zijn. Ook is het zaterdag dus iedereen zal wel moe zijn.” Jevy knikte en keek bedenkelijk de donkere kamer in. “Ok, maar wat is het plan nou precies. Ze werd erg nieuwsgierig. “Luister, we gaan dus 's nachts, om drie uur als de wacht wisselt, naar de eetzaal.” Jevy keek hem verbaasd aan. “Wat, hoe wil je dat gaan doen? Ik weet niet eens hoe jij hier elke avond komt.” Lirian lachte. “Dat zal je waarschijnlijk ook nooit weten. Nou, heel misschien in de toekomst, als we ontsnapt zijn.” Daarna ging hij verder met zijn verhaal. “Maar, we gaan de west poort, omdat de nieuwe kinderen daar binnenkomen kunnen wij meeliften terug naar buiten.” “Hoe wil je in die wagens komen, en niet gezien worden?” Lirian schudde zijn hoofd, daar heb ik allemaal aan gedacht. “Ook aan de bewakingscamera's?” Jevy had zo haar bedenkingen over het nogal vage plan van haar vriend. “Allemaal al aan gedacht. De wagens stoppen vlak voor de deur, en de bewaarders letten nooit goed op buiten de gebouwen. Over dat niet gezien worden, in de wagens hebben banken om op te zitten. En jij gaat de komende avonden schilderen wat al de camera's daar zien.” Hij zat trots te glimlachen. “Hoe weet jij al die dingen over die wagens eigenlijk?” vroeg Jevy na een tijdje. Lirian schudde zijn hoofd. “Ik observeer graag, en soms hoor je wel eens wat.” Hij schoof een beetje naar achteren. Jevy deed hetzelfde en leunde met haar rug tegen de koude muur.
Daarna praatte ze nog een tijdje, tot Lirian weer weg moest. “Ik zie je morgen.” En hij verdween gewoon. Zonder een geluid te maken was hij weg. Jevy bleef zich afvragen hoe hij dat toch deed.
Over twee weken en een dag zouden ze ontsnappen. Lirian had haar laten beloven het tegen niemand te zeggen. Zelfs niet tegen Kyrma, Conjor, Sellon en Malar. Het voelde als een soort verraad, tegen haar vrienden nog wel. Ze wilde dol graag weg, de wereld in. Niet meer opgesloten zitten, maar het voelde niet zo goed om haar vrienden achter te laten.
Ze had in de klas gehoord over de tweede wereldoorlog, die was dan wel driehonderd negentig jaar geleden, ze vond de verhalen over de kampen daar verschrikkelijk. Ze wist dat het bij haar veel beter was dan daar, maar ze vond het nog steeds verschrikkelijk.
Ook de lessen over de derde wereldoorlog, die vond ze ook maar niets. Die oorlog was pas honderd en vijftien jaar geleden, maar alsnog waren er nog mensen die er last van hadden. Bijna de hele planeet was verwoest. Bijna alles was opgeblazen, er was bijna niets meer over. En Nu waren er grote sloppenwijken over heel de wereld, beweerde de docenten en de bewaarders. Toch wist bijna iedereen dat er wel iets niet klopte aan dat verhaal.
Het duurde eeuwig voordat de dag voorbij was. In de machinekamers, waar ze vandaag had moeten werken, was er een jongen van veertien in elkaar geslagen, zijn pols was gebroken, maar geen bewaarder die er naar keek of er maar iets aan deed. Gelukkig wist iemand de zuster te halen. Zij had de jongen verzorgd.
Het waren dat soort dingen die Jevy weer wat opvrolijkte.
Er zijn nog geen reacties.