1.3
Ik staarde somber naar het verband om mijn rechterhand. De directeur zou mijn ouders contacteren en had hun voorraad alcohol in beslag genomen. Koude wind gierde door mijn onverzorgde haren.
Ineens besefte ik dat het eeuwen geleden was dat ik me had kunnen douchen. Onze douche had het een paar maanden geleden begeven. Ik waste mijn haar in de lavabo, het was vrij onhandig maar het was beter dan niets. Het was altijd koud water, ijskoud. We hadden nauwelijks nog geld over om de regelaar te repareren.
Ik lachte kort om mijn eigen gedachten. Het leek geheel absurd om nu over zoiets na te denken. Wat deed het er zelfs toe? Er waren heus wel belangrijkere dingen. Ik zag nu al de gezichten van de verwende meisjes van mijn klas voor me: Wat?! Geen douche, geen warm water? Hoe kun jij dat zelfs overleven?
Onder mijn versleten schoenen bleef een koekenpapiertje dat door de wind was weggejaagd steken. Mijn gedachten sprongen van de hak op de tak, ik werd constant afgeleid. Misschien was ik gewoon nerveus om gesnapt te worden. Op dit moment hoorde ik in mijn wiskundeklas te zitten, maar dacht wel dat ik niet in nog meer problemen terecht zou kunnen komen. Niet op dit moment en momenteel scheelde het me ook niet.
Aargh, schreeuwde ik binnenin. Ik sprong op, werd overspoeld door een golf van woede. Waarom leefde ik zelfs als ik in zoiets als dit leven moest leven? Dit was geen leven! Mijn voet schoot uit naar een vuilnisbak. Ik haatte dit, ik haatte mijn leven, ik haatte mijn ouders, ik haatte mezelf!
Ik wilde van de daken schreeuwen, iedereen uitdagen om naar mijn verhaal te luisteren en dan te durven ooit nog eens iets slechts tegen me te zeggen. Maar ik was bang gesnapt te worden, ik was bang voor mijn eigen reactie. Elke keer als ik me liet gaan, werd ik zoals mijn ouders – roekeloos, gewelddadig. Voor ik het wist, herkende ik mezelf niet meer. Ik wou niet zoals hèn zijn. Nooit.
“Ah, echt?” hoorde ik een opgewonden meisjesstem achter me piepen. Ik dook meteen achter de grote metalen vuilniscontainers achter de schoolkeuken.
“Ja,” grijnsde de donkerharige jongen breed naar haar. “En toen heeft Gonzalez haar naar de directeur gestuurd. Ik bedoel, hoe rot kan het wel niet zijn!” Oh, realiseerde ik me, ze zijn over mij aan het praten.
“Ja, ze zag er nooit echt goed uit, maar dat ze alcoholverslaafde was…” giechelde het meisje, flirterig kijkend naar de gebruinde jongen met het donkerbruine haar naast haar.
Hun gelach stierf weg en ik dook via de achterdeur de kantine in. Het was middagpauze blijkbaar. Ik wou eigenlijk niets liever dan daar blijven zitten, maar het was geen garantie dat ik daar zou weten als de volgende les begon en ik wilde niet nog meer de regels overtreden. Dat had ik al genoeg gedaan voor een heel jaar.
Binnenstappen in de kantine, was zoals binnenstappen in een slagveld. Overal waren groepjes, vijandige groepjes. Je wist niet wie voor je waren en wie niet. Ik schatte dat ik alleen was. Ik voelde me bekeken, hoewel niemand me aankeek, wist ik dat ze over mij en dat alcoholincident aan het roddelen waren. En daarbij waarschijnlijk nog hoelang het zou duren dat ik me in coma zoop.
Ik zakte neer in het beschutste hoekje dat ik maar kon vinden en liet mijn ogen glijden over de tafels vol met vrolijk kletsende mensen en pakken vol vet eten. Ik opende mijn broodtrommel – ik had niet genoeg geld om het schooleten te kopen elke middag, laat staan dat mijn ouders ervoor zouden betalen – en staarde naar het flesje water gemixt met versgeperst citroensap en het pakje soldatenkoeken.
Mijn ogen bleven hangen bij een getint meisje met heel donkerbruin haar en diepbruine ogen – zij was de enige die buiten mij alleen zat. Ze zat zelfs niet aan de nerdtafel. Ze zwiepte haar lange, verzorgde haar over haar schouder en staarde naar mij. Snel keek ik een andere kant uit, hopend dat ze me niet had zien kijken. We mochten dan beiden apart zitten, maar dat betekende niet dat we een band hadden.
Trouwens, ik hoorde dat ze hartstikke rijk was. Misschien dat ze daarom allen zat, niemand wou zo’n rijke vriendin – nee, dat was niet logisch. Het moest iets anders zijn. En toen herinnerde ik het me. Zij was de pyromaan. Althans, zo werd ze achter haar rug genoemd – ze had ooit eens iets in brand gestoken, opzettelijk. Daarom zat ze waarschijnlijk alleen…
Reageer (2)
(H)yeeeeeey
1 decennium geledenwaaaaa super geschreve i love it
1 decennium geleden