27 - 07 - '12

-15]Beschuldiging[/15]

Schotel: Je hebt een barst.
Kop:      Wat, ik?
Schotel: Ja. Jij hebt een barst. Daar, vlak naast je oor.
Kop:      Niet! Dat kan je helemaal niet weten.
Schotel: Jawel. Ik zie hem zitten. Daar, daar zo! Haha.
Kop:      Nietes, nietes, nietes. Er zit geen barst bij mijn o-hoor!'
Schotel: Wel.
Kop:      Doe niet zo gemeen! Niemand heeft mij die barst bezorgd.
Schotel: Jawel. Marijtje.
Kop:      O, helemaal niet. Dat is gemeen om te zeggen! Zoiets zou zij helemaal nooit doen, weet je. Ze heeft gisteren nog al het porselein in de vitrinekast afgestoft. En ik hoorde hen gillen van de pret!'
Schotel: Pret? Ze heeft dat kattenbeeldje laten vallen. Je weet wel, dat beeldje waar mevrouw Bruin altijd Minoes tegen zegt.'
Kop:      Doe niet zo achterlijk. Waarom zou ze -
Schotel: Wie zegt dat ze het expres deed? Ik niet, hoor. Maar ik weet zeker dat zij ook jou een barst bezorgde. Toen ik onder dat groene kopje lag en mevrouw Bruin suiker over me heen morste. Jij was destijds nog in de vaatwasser, die Marijntje moest uitruimen. Weet je nog?
Kop:      Hmmm. Nu je het zegt... Misschien heb je gelijk.
Schotel: Ja, natuurlijk.
Kop:      Maar waarom weet ik daar dan niets meer van?
Schotel: Omdat je gevallen bent, daarom.
Kop:      Nou, mooi is dat! Ik - ik hoop dat Marijntje spoedig weer van me drinkt en dat ze zich snijd aan de barst die zijzelf heeft veroorzaakt. Net goed.
Schotel: Gerechtigheid...

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen