H3
Ik heb werkelijk geen idee waar ik ben. Angstig kijk ik rond, ik ben in een bos, ja. Maar verder weet ik echt niets. Overal zijn bomen, was ik nou maar slim geweest en had ik maar het pad gevolgt... nu ben ik verdwaalt. Maar ach, als ik wel het pad had gevolgt, wat had het dan uitgemaakt? Dan was ik in een dorpje gekomen waar niemand me zou willen hebben. Wat verbeeld ik me toch? Met mijn lippen stijf op elkaar loop ik dus maar recht door. Ik vraag me af of ik hier ergens nog een beest zou kunnen vangen, al heb ik geen wapens...
Ik sla mijn armen om mijn borst heen en hou ze daar, strak om me heen geklemd. Ik ben teminste niet in de buurt van mijn vader.
Hoelang loop ik eigenlijk al? Ik begin moe te worden. Ik kijk naar boven, maar ik kan de stand van de zon niet zien door al die boomtoppen, dus ik kijk maar weer omlaag. Ik heb geen schoenen aan, mijn vader had liever wijn dan dat ik schoenen had. Maar dat boeit me niet, het loopt eigenlijk wel lekker...
Ik begin nu wel echt in te storten, ik heb vandaag nog niets gegeten en ik ben echt moe nu. Wankelend loop ik naar een grote boom om daar neer te zakken. Moeizaam haal ik mijn deken van mijn knapzak af en wikkel mezelf daarin. Het is geen dikke deken, maar het is goed zo. Huiverend val ik in slaap. Ik heb een vreemde droom...
'Lilitha, Lititha, wordt wakker mijn schatje. Mama houd van je,' zegt een mooie stem. De stem klinkt lievelijk, zo lievelijk dat ik naar de stem toe wil.
'Lilitha, ik hou van je. Kindje, kom bij me terug.' Wie is die stem? De stem is overduidelijk vrouwelijk, en ik wil ook komen, maar ik weet niet waar ik heen moet. Ik wil vragen waar ik heen moet, maar er komen geen woorden over mijn lippen heen.
'Lilitha...' Tot mijn grote afschuw wordt de stem steeds zachter en begint hij weg te sterven. Ik wil roepen dat ze terug moet komen, maar weer komen er geen woorden over mijn lippen.
Ik schrik wakker van een eng geluid, het klinkt krassend en eng. Zachtjes kom ik overeind en kijk omhoog, boven mijn hoofd zie ik de vorm die zit te krassen. Het is een grote vogel, met pluimoortjes. Verbaast kijk ik er naar. Het ziet er zo eng uit. Dan vliegt de vorm gelukkig weg. Het moet een vogel zijn geweest, maar het had grote rode ogen. En voor zover ik het weet slapen vogel 's nachts...
En weer huiverend val ik weer in slaap, deze keer droom ik niet.
Ik wordt wakker, ik voel me stijf en ik graai naast me voor water. Mijn keel voelt raar en rauw. Ik ruk de dop met mijn tanden eraf en dan spuug ik de dop uit en drink ik een grote slok water. Ik moet mezelf echt herinderen dat ik niet te veel moet nemen, want als ik dat doe heb ik binnen een paar uur niets meer. Zuchtend en stijf sta ik op en ga weer op weg.
Reageer (1)
kheb zo het gevoel dat die vogel en die droom iets met elkaar te maken hebbenxD
1 decennium geleden